Valse nostalgie en de rehabilitatie van VVD-er Eric van der Burg
“Ik vind dit een memorabele en indrukwekkende #zomergasten”, schreef een twitteraar gisteravond. “Eric van der Burg is in al zijn vezels een sociaal-liberaal. Tegen hen die hem weghonen om zijn gevoerde beleid zeg ik: deze man is authentiek, een verbinder en een mensenmens. Dat hebben we nu juist nodig!” Eric van der Burg is een van de hoofdschuldigen aan de afbraak van wat nog over was van de democratie. Maar nu probeert hij de geschiedenis in te gaan als “de laatste der sociaal-liberalen”, en parlementair links helpt gretig mee.
Hoofdschuldig? Ja, zonder twijfel. In zijn werk als staatssecretaris heeft hij de juridische olifantenpaadjes gebaand die zijn opvolgers nu zullen misbruiken. Zo deporteerde hij derdelanders waarvan hij wist dat ze recht hadden op opvang.
Zijn houding inspireerde meerdere gemeenten om ook derdelanders uit de opvang te zetten. Die mensen werden dus met politiedreiging op straat gezet, terwijl de Raad van State net had bepaald dat ze (in afwachting van Europese rechtspraak) mochten blijven.
Uiteindelijk “bepaalde” Van der Burg dat de derdelanders weer opgevangen mochten worden. Nou ja, hij volgde rechtspraak die hem dwong om derdelanders weer op te vangen.
Eerder, in 2023, bleek er sprake te zijn van onrechtmatig geweld op de zogenaamde “handhavings- en toezichtslocatie” in Hoogeveen: praktisch een concentratiekamp voor vluchtelingen. De Inspectie Justitie en Veiligheid trok aan de bel.
Maar daar had Van der Burg geen boodschap aan. Volgens hem was alles wél rechtmatig (niet verrassend, zou ik ook zeggen, als ik verantwoordelijk was). Hij zette zijn beleid dus door: boa’s zouden geweld blijven gebruiken.
En niet alleen in Hoogeveen. Het beleid van Van der Burg was om alleen maar meer van die gewelddadige “handhavings- en toezichtslocaties” op te zetten. Hiervoor had het ministerie zelfs een schaduwteam, dat buitenwettelijke druk zette op politie en OM.
In feite heeft Eric van der Burg buitenjudiciële, bestuurlijke gevangenissen gecreëerd waar vluchtelingen in “administratieve detentie” kunnen worden geplaatst, als ze zich niet aan zíjn regels houden. Een gruwelijk beleid dat nu in de schoot valt van de xenofobe PVV.
En dat geldt niet alleen voor de “handhavings- en toezichtslocatie”. In Ter Apel zijn vluchtelingen in isoleercellen geplaatst, een straf die niet door de rechter maar door het personeel is uitgesproken.
Ik overdrijf niet als ik zeg dat Eric van der Burg een systeem van concentratiekampen heeft opgezet, waar gevangen vluchtelingen aan een systeem van wettelijk en buitenwettelijk geweld worden blootgesteld. Deze kampen hebben alleen bestuurlijk acceptabele namen.
Om dit te kunnen doen heeft hij de regels van de democratische rechtsstaat overtreden door rechterlijke uitspraken te negeren en buitenwettelijk geweld in te zetten. Na berichtgeving van de NRC heeft geen enkele parlementaire partij zich bekommerd om het lot van deze vluchtelingen.
Dat systeem is nu dus geërfd door de PVV. Door het voorbereidende werk van Van der Burg staat hen niets in de weg om méér geweld toe te passen in méér concentratiekampen. Niets staat hen in de weg om elke vluchteling als een potentieel gevaar aan te merken.
Maar toch kan Van der Burg, de grote sociaal-liberaal, huilen als ‘zijn’ spreidingswet sneuvelt. Kan hij zich bij Zomergasten voordoen als een “mensenmens”. Want dat is de kern van sociaal-liberalisme: alleen sociaal zijn als mensen opletten.
En in feite heeft hij gelijk gekregen, want de parlementaire politiek en de nationale media (buiten de NRC) weigeren hem hiervoor verantwoordelijk te houden. Iedereen speelt het spelletje mee van de “aimabele” Van der Burg, die als een volleerde Pilatus zijn handen in onschuld wast.
Deze valse nostalgie is, op de fascistische machtsgreep na, het grootste gevaar waar wij als linkse beweging mee te maken hebben. Met het kabinet-Wilders is het aantrekkelijk om terug te verlangen naar de “normaliteit” van de kabinetten-Rutte, maar die nostalgie is vals.
Want ook de kabinetten-Rutte waren gewelddadig, alleen toen zagen de liberalen het niet, omdat ze het niet wensten te zien. De machtsgreep van Wilders is niets anders dan uitbreiding van het geweld dat vluchtelingen al jaren ondergaan, naar een groter deel van de bevolking.
De kabinetten-Rutte, en die van Balkenende, en die van Kok, vormen het fundament van de regering-Wilders. Mensen als Eric van der Burg, Dilan Yeşilgöz en zoveel anderen hebben staatsgeweld ontketend, en zo ook de PVV ontketend.
En ook parlementair progressief en parlementair links werken hieraan mee. Vanuit de brede partijpolitiek wordt Van der Burg neergezet als “de laatste goede VVD-er”, terwijl Yeşilgöz wordt neergezet als een “usurpator” die de troon heeft gestolen.
Dat lijkt strategisch heel slim, want zo kan je misschien ook VVD-ers overhalen om zich tegen de huidige koers van de VVD te verzetten. Het is een slechte strategie voor vluchtelingen. Hiermee wordt jarenlang gewelddadig beleid witgewassen.
Maar D66, PvdA, GL en SP zijn al jaren medeplichtig aan dat gewelddadige beleid. Ze hebben zich al jaren niet bekommerd om het lot van vluchtelingen, dus waarom zouden ze dat nu wel gaan doen? Hun strategisch-nostalgische verbond met de ‘sociale’ VVD is weer een verraad.
In de VS heeft men hetzelfde geprobeerd met Sean Spicer, de voormalige woordvoerder van Donald Trump. Nadat hij was ontslagen, werd hij geadopteerd door liberaal Amerika als een mascotte: een Trump-aanhanger die zich tegen Trump had “verzet”.
Dit was de man die onder meer de leugens van Trump had verdedigd over stemfraude bij de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2016, en die daarmee een directe bijdrage heeft geleverd aan de erosie van democratie. Naast nog zoveel andere gruwelijke leugens.
En ook dat bleek een mislukte strategie: tegenwoordig heeft Sean Spicer een podcast waarin hij het ook weer opneemt voor Trump, en hij is weer een geziene gast bij de Republikeinse partij (GOP). Hij had nooit een podium moeten krijgen.
En hetzelfde geldt hier. De VVD-ers die nu nog lid zijn van de VVD zijn een verloren zaak. Die hebben mensenrechtenschending op schending geaccepteerd, en nu ook bijgedragen aan de machtsgreep van de PVV. Wie nu nog lid is van de VVD, denkt daar een slaatje uit te kunnen slaan.
Een gezonde oppositie zou Van der Burg hebben uitgespuugd, in plaats van nostalgisch terug te kijken naar zijn bewindsperiode. In plaats van de huilende excuus-liberaal onkritisch te accepteren. Maar ja, Nederland heeft geen gezonde oppositie.
Bo Salomons
(Dit artikel verscheen eerder als draadje op Twitter.)
Reactie/aanvulling van Joene op Todon:
Ik leerde als niet-Amsterdammer Eric van de Burg kennen als een ventje die nogal snel over de rooie gaat in de Amsterdamse gemeenteraad. Waar hij, trouwens samen met andere (ook ‘linkse’) gemeenteraadsleden, onbeschoft tekeer ging tegen Sylvana Simons. Van de Burg vond het maar ‘walgelijk’ dat Simons over institutioneel #racisme durfde te praten. 🙄 Hoe durft ze! 🤦🏻♀️
De plaatselijke VVD had er nog een slecht knip-en-plak-filmpje van gemaakt. Eng mannetje. Als dit de sociale linksbuiten van de VVD moet zijn, dan is de rest van die partij bruine drek.
“Maar ja, Nederland heeft geen gezonde oppositie.” Jawel, die heeft Nederland wel, die zit alleen niet in het parlement. De artikelen van Bo Salomons, een van haar stemmen, getuigen van haar springlevende bestaan. Maar de oppositie – onze oppositie – kan wel wat versterking gebruiken.
Ja, ik zal even uitweiden: als ik schrijf over ‘oppositie’, dan bedoel ik alleen het parlementaire instituut; de partijen die niet in de coalitie zitten. Voor buitenparlementaire tegenstanders van de regering (of de staat als geheel) gebruik ik andere termen, zoals ‘de buitenparlementaire linkse beweging’ of ‘het verzet’.
Reden hiervoor is dat de parlementaire oppositie een bijzonder fenomeen is: het is een kritisch orgaan dat tegelijkertijd een rol heeft in het legitimeren en kanaliseren van kritiek en weerstand. Daarmee is een parlementaire oppositie een belangrijk radartje in het functioneren van een regering, zelfs als ze niet direct meeregeren. De term ‘oppositie’ toepassen op de buitenparlementaire linkse beweging (die die rol niet vervult) vind ik daarom niet helemaal passend.
Anderzijds leg je wel de vinger op de zere plek, in de zin dat de parlementaire oppositie wel ‘gezond’ functioneert vanuit hun functie om de zittende regering te legitimeren, maar natuurlijk niet in de andere toegeschreven functie, namelijk het controleren van de machtsuitoefening van de regering. Maar dat is weer een verhaal dat te ver voert voor deze voetnoot.
Ik snap je punt, kwestie van woordgebruik. Maar het buitenparlementaire verzet ontbrak helemaal in je verhaal, het las aslsof er niemand meer tegen de powers-that-be was. En dat maakt een nodeloos sombere perspectiefloze indruk. Er is WEL tegenstand, en het woord “oppositie” leen ik daarvoor graag.
Dat buitenparlementair verzet geen belangrijk radertje in het functioneren van een regering kan zijn, weet ik trouwens ook zo net nog niet. Ik denk dat ze dat – HELAAS – soms wel is, en dat daar een waarschuwing in verpakt zit over hoe we ons verzet zo goed mogelijk aanpakken: niet-inkapselbaar.
Over het woordgebruik zelf: Ausserparlementarische Opposition was in de Duitse linksradicale bewegingen van de jaren zestig en zeventig in de Duitser bewegingen een vrij gangbare uitdrukking, men hanteerde er zelfs een afkorting voor. Als je het over “de APO” had, wisten mensen waar je op doelde. Zo ongepast vind ik mijn woordgebruik niet, het is gewoon iets anders dan het jouwe.
Hoe dan ook: ik denk dat het nut heeft, juist ook in stukken waar de teloorgang van iedere schijn van parlementaire oppositie wordt uiteengezet, die andere oppositie – de echte, zou ikz eggen, het verzet van buuiten de instituties uit – te benoemen. Daar gaat het weliswaar OOK niet HEEL goed mee, maar DAAR ligt onze taak.