Van Hugo de Groot tot Liesbeth Zegveld: 400 jaar recht op plunderen
Het kernprobleem is dat zowel de staat, als de rechtbank, evenals de advocaten, uitgaan van “legitieme gevechtshandelingen” versus “oorlogsmisdaden”. Alleen geweldsdaden die het oorlogsrecht overschrijden, maken kans op een veroordeling. Het gaat hier om het koloniale principe van “extreem” ontoelaatbaar geweld en “gewone” acceptabele oorlogshandelingen. Vanuit deze gedachte is het standrechtelijk executeren van Indonesische burgers en het mishandelen van gevangenen wél een oorlogsmisdaad, maar is de Nederlandse aanwezigheid op zichzelf legitiem. Een Indonesiër die eind jaren veertig de wapens oppakt om zich tegen de bezetting te weren, mag vanuit dit perspectief zonder pardon worden neergeknald. Had hij maar geen verzet moeten plegen. Ook buiten de rechtszaal wordt deze redenering gebruikt. Zo is het vertrekpunt van het door de overheid gesponsorde onderzoek “Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië, 1945-1950” eveneens het koloniale concept van “extreem geweld”. Toen koning Willem-Alexander in maart aan Indonesië excuses aanbood, verontschuldigde hij zich niet voor de koloniale oorlog op zich, hij bood alleen zijn excuses aan voor “extreem geweld”. De nabestaanden van een geëxecuteerde vrijheidsstrijder maken geen enkele kans als zij aankloppen bij het kantoor in Amsterdam. Dit betekent dat ook Zegveld en Vossenberg de herbezetting van Indonesië juridisch gezien niet in strijd achten met het internationaal recht. Althans, zij schikken zich gedwee naar de Nederlandse wetgeving, alsof die op geen enkele manier bevraagd kan worden. Daarnaast wordt ervan uitgegaan dat de Indonesische aanklagers pas na 27 december 1949 Indonesische staatsburgers waren. In de rechtszaal wordt tegen hen gezegd dat op het moment dat hun vaders en mannen werden vermoord, zij allen nog Nederlandse onderdanen waren. Daarmee wordt de Indonesische grondwet die uitgaat van 17 augustus 1945 met voeten getreden. Iemand als Liesbeth Zegveld, vaak geprezen voor haar durf door deze zaken op te pakken, gaat hier klakkeloos in mee. Uiteindelijk gaat dit over de kernvraag die K.U.K.B.-voorzitter Pondaag steeds opnieuw stelt: “Wie gaf Nederland het recht om een gebied dat 18.000 kilometer verderop ligt als koloniaal bezit te beschouwen?”
Marjolein van Pagee in Van Hugo de Groot tot Liesbeth Zegveld: 400 jaar recht op plunderen (Lilithmag.nl)