Verkiezingsprogramma’s in strijd met mensenrechten
De PVV gaat maar liefst zeven keer in de fout. Deporteren van “buitenlanders” die een misdrijf plegen, afpakken van het Nederlandse paspoort bij criminelen met een dubbele nationaliteit, terugsturen van criminele Antillianen, sluiting van moskeeën en islamitische scholen, instellen van een quotum voor vluchtelingen, invoeren van een immigratiestop voor moslims, dat mag allemaal niet van de EU en de VN. De VVD gaat de mist in met het deporteren van “vreemdelingen” die binnen de eerste 3 jaar van hun verblijf een misdrijf hebben begaan, en met het niet verlenen van asiel aan vluchtelingen die niet “te goeder trouw” handelden. Het CDA en de PvdA schenden de regels over gezinshereniging door met nog strengere taal- en opleidingseisen te komen voor huwelijksmigranten van buiten de EU. En de linkse SP schendt de richtlijn over het vrij verkeer en verblijf van EU-burgers door te pleiten voor herinvoering van werkvergunningen voor Oost-Europese arbeiders.
Nederland heeft zich binnen de EU de laatste jaren steeds meer ontwikkeld als koploper op het gebied van beleid tegen migranten en vluchtelingen. De verkiezingsprogramma's van de vijf partijen passen naadloos in dat beeld. Hun inburgeringsplannen blijken steeds meer uit de bocht te vliegen. Nederland holt zo hard vooruit met het opjagen, uitsluiten, controleren, disciplineren en assimileren van migranten en vluchtelingen dat de overheid steeds meer in conflict komt met EU-regelgeving en op de vingers wordt getikt door internationale rechters. In de rest van de EU valt het velen op hoezeer Nederland de mensenrechtenverdragen tegenwoordig aan de laars lapt. “Internationale verdragen? Als je daar last van hebt, dan verander je die toch?”, dat is de standaardhouding van de Nederlandse beleidsmakers. Maar ze schieten wel vaak in een kramp zodra hun land negatief wordt beoordeeld. “Er is niets mis met de mensenrechten in Nederland”, roepen ze dan als een soort nationalistische mantra.
Harry Westerink