Waar de initiatiefnemers en critici van #ZeroCovid gelijk in hebben – en waarin niet
Over het valse vertrouwen in de staat en het verkeerd inschatten van de eigen krachten. Een bijdrage tot het debat.
Het #ZeroCovid initiatief pronkt met zijn aantallen supporters en roept op tot een radicale shutdown. Bij Telepolis noemde Karl Reitter het plan goedgelovig en naïef, en hij beschuldigde het initiatief ervan een linkse flankdekking te bieden voor een autoritaire coronastaat. Wie heeft er gelijk? Of misschien geen van beiden?
Wat Zero Covid wil en wat er mis is met het initiatief
Het uitgangspunt van de #ZeroCovid-oproep is de uitspraak: “Na één jaar pandemie bevinden we ons in heel Europa in een uiterst kritieke situatie”.
Zelfs deze eerste zin roept vragen op: wie zijn eigenlijk de “wij” die worden aangesproken? De situatie is immers heel verschillend voor mensen in Europa. Politieke beslissingen hebben zeer uiteenlopende gevolgen voor de burgers van de landen.
Dit is een vertaling van het artikel “Wo Initiatoren und Kritiker von #ZeroCovid richtig liegen – und wo nicht” van Suitbert Cechura, dat op 23 februari 2021 verscheen op de website Telepolis.
In eerste instantie wil de oproep niets weten van deze verschillen. Het feit dat veel mensen ziek worden en sterven leidt tot de diagnose: “De door de regeringen genomen maatregelen zijn niet voldoende: ze verlengen de pandemie in plaats van haar te beëindigen en brengen ons leven in gevaar. De strategie om de pandemie onder controle te krijgen heeft gefaald. (…) We hebben nu een radicaal andere strategie nodig: geen gecontroleerde voortzetting van de pandemie, maar het einde ervan: het doel moet niet 200, 50 of 25 nieuwe besmettingen zijn – het moet nul zijn.”
Door het te hebben over het “mislukken van de pandemie-strategie” wordt verondersteld dat de regering ten koste van alles het verlies van mensenlevens wil voorkomen. Tegelijk geven de opstellers van de oproep toe dat dit nooit de bedoeling van de regering is geweest. De bestrijding van de pandemie kent geen absoluut aantal doden of geïnfecteerden waaraan de mate van succes zou kunnen worden afgemeten.
Alle cijfers zijn slechts indicatoren van een geslaagde of minder geslaagde controle. Vanuit dat oogpunt bezien, dient er zich geen enkele verandering in de doelstellingen aan. De verantwoordelijken zien dan ook geen reden om hun strategie op te geven. De veronderstelde gemeenschappelijkheid is dus al bij voorbaat een fictie.
Centraal in de strategie van #ZeroCovid staat de uitbreiding van de lockdown: “Vaccinaties alleen zullen de race tegen de gemuteerde virusvariant niet winnen – zeker niet als de reactie op een pandemie blijft bestaan uit ophefbarende beperkingen van de vrije tijd zonder een shutdown van de economie.”
Vanuit het oogpunt van pandemiebestrijding is het werkelijk onbegrijpelijk waarom burgers in hun vrije tijd afstand moeten houden, waar mogelijk niet met meerdere mensen in gesloten ruimten verblijven, enzovoorts, maar zich vervolgens op weg naar hun werk in drukke bussen en treinen moeten verplaatsen, een hele dag samen in kantoren of fabrieken actief moeten zijn zonder steeds de noodzakelijke minimumafstand te kunnen bewaren.
Maar het feit dat dit het geval is, zou ons ook op het idee kunnen brengen dat dit juist met het oog op de economie en haar groei het geval móet zijn, en dat infecties en sterfgevallen daarom worden aanvaard. De economie is niet hetzelfde als de economie. De sluiting van de vrijetijdsindustrie heeft gevolgen voor delen van de economie, maar niet voor de cruciale delen die de basis vormen van de sterke positie van Duitsland op de wereldmarkt.
Op de een of andere manier beseffen de opstellers van de oproep ook dat het stilleggen van de economie niet zo snel van de politiek kan worden verwacht, maar aan de andere kant willen ze ook geen directe oppositie tegen de politiek openen: “Wij zijn er echter van overtuigd dat het indammen van het Sars-CoV-2 virus (sic!) alleen kan slagen als alle maatregelen in solidariteit met de samenleving vorm krijgen.”
Solidariteit in deze zin is niet een gemeenschappelijk belang of een gemeenschappelijk begrip van een noodzaak, maar het wegkijken van alle verschillen in de samenleving en tussen staten. In de wetenschap dat alle staten hun voordeel zoeken in onderlinge concurrentie, wordt een oproep gedaan aan alle staten, althans in Europa, om te streven naar nul nieuwe besmettingen.
Als dat lukt, zeggen ze, kunnen we daarna samen weer voorzichtig losser worden. Dat dit niet alles oplost, maken de auteurs ook duidelijk wanneer zij oproepen tot een langetermijnvisie voor Europa. Waaruit die moet bestaan, blijft open.
Twijfels over hun eigen concept komen naar boven wanneer het tot dan toe overheersende “wij”, en het beroep op de staten van Europa, overgaat in een beroep op de werkers en hun vakbonden: “Het is belangrijk dat de werkers zelf de maatregelen in de bedrijven vorm geven en ze samen uitvoeren. Met deze oproep doen wij ook een beroep op de vakbonden om resoluut op te komen voor de gezondheid van de werkers, om de inzet van de werkers voor hun gezondheid te ondersteunen.”
Geen conclusies getrokken uit eigen argumentatieve zwakte
Op de een of andere manier weten de auteurs ook dat hun mooie idee van een shutdown niet in goede aarde zal vallen bij politici. Maar daar een conclusie aan verbinden over de doelstellingen van de politiek willen ze niet. Dan zou het immers afgelopen zijn met het “wij” en zouden ze de tegenstellingen moeten opmerken, bijvoorbeeld tussen arbeiders en politiek.
Want pogingen om de pandemie onder controle te krijgen, zonder dat de economie daar echt veel schade van ondervindt, gaan ten koste van de gezondheid van degenen die tijdens de pandemie moeten blijven werken. Daarom zou het verzet van de werknemers tegen het beleid van de werkgevers, de politici en de media moeten worden versterkt, zodat zij dit niet langer pikken. De auteurs willen deze conclusie echter zeker niet trekken. Ook zij weten dat wegblijven van het werk voor de meeste mensen een inkomensverlies betekent: “Mensen kunnen alleen thuisblijven als zij financieel zeker zijn. Daarom is een uitgebreid reddingspakket voor iedereen nodig.”
En dus kunnen zij zich voorstellen dat, wanneer de staat zoveel geld uitgeeft aan reddingsoperaties, zij evengoed hetzelfde kan doen voor de burgers die van hun banen moeten leven. Men hoeft alleen maar na te gaan waaraan de staat geld uitgeeft en waaraan niet – en er zijn geen problemen meer.
De “toeters en bellen” van de minister van Financiën moeten de economie immers tegen de crisis beschermen en hebben blijkbaar effect gehad, zoals blijkt uit de winstverslagen, en niet alleen in de auto-industrie. Dat dit geld evengoed aan daklozen of aan migranten kan worden besteed, zoals in de oproep wordt gesuggereerd, wil de regering niet inzien.
En als men toch bezig is met wegkijken van alle werkelijke doelstellingen van de staat, en de staat als een welzijnsinstelling ziet, dan kan men evengoed de uitbreiding van de gezondheidszorg eisen en vaccins tot een algemeen gemeenschappelijk goed verklaren, hoewel alle staten bezig zijn ervoor te zorgen dat die, waar mogelijk, worden ontwikkeld als handelswaar met overheidssteun en dat zij beschikbaar zijn als middel in de concurrentie tussen staten om invloed.
En in dezelfde onwetendheid meent de oproep dan ook dat dit realistisch is: “De noodzakelijke maatregelen kosten veel geld. De samenlevingen in Europa hebben enorme rijkdommen vergaard, maar een paar rijken hebben zich die toegeëigend. Met deze rijkdom kunnen de uitgebreide werkonderbreking en alle solidariteitsmaatregelen worden gefinancierd.”
Het is waar dat er veel rijkdom is in Europa. Het is ook waar dat het in de handen van de rijken is. Maar het hele doel van de Europese staten is het bevorderen van deze particuliere rijkdom. De staten profiteren immers van de aldus geproduceerde rijkdom, die hen de middelen verschaft om hun macht uit te oefenen.
De rest van de bevolking wordt beschouwd als een afhankelijke variabele die deze rijkdom mag scheppen, maar er grotendeels van wordt uitgesloten. En dus wordt ook de conclusie van de oproep gekenmerkt door onwetendheid, want per slot van rekening organiseren democratische staten juist deze tegenstelling: “Er is geen tegenstelling tussen de bescherming van de gezondheid en de bestrijding van pandemieën enerzijds en de verdediging van democratische rechten en de rechtsstaat anderzijds”.
Als er geen tegenstelling bestaat tussen de democratische staat en de bescherming van de gezondheid van zijn burgers, waarom dan überhaupt een oproep doen? Zo mooi passen gezondheidsbescherming en democratie dus kennelijk niet bij elkaar.
Waar de kritiek op Zero Covid eveneens misloopt
In zijn artikel over #ZeroCovid in Telepolis maakt Karl Reitter zich zorgen over het imago van links. Door dit te doen creëert hij een nieuw onzichtbaar subject. Waar de oproep tot #ZeroCovid het voortdurend heeft over “wij”, creëert Reitter eveneens een gemeenschappelijkheid bij links die in werkelijkheid niet bestaat.
Hij verwijst niet naar een specifieke partij, maar eerder naar de vele groepen en groepjes en individuen die zichzelf op de een of andere manier als links beschouwen, maar die zich niet in een informeel, noch in een organisatorisch verband bewegen.
De auteur benadert het initiatief aanvankelijk vanuit een sociaal-psychologische kijk omdat de pandemie het de mensen moeilijk maakt. Hij kan ook enkele positieve dingen vinden in sommige van de eisen van de oproep. Bijvoorbeeld de eis tot uitbreiding van de gezondheidszorg, de loskoppeling van de productie van vaccins van winstdoelstellingen, en de eis tot een in heel Europa geldende “Covid-solidariteitsheffing op hoge vermogens”.
Het feit dat deze eisen volledig voorbijgaan aan de doelstellingen van de Europese staten, geheel onafhankelijk van de partijsamenstelling van hun regeringen, is voor de auteur geen reden tot kritiek. Ook hij ziet de staat als een entiteit die naar believen kan worden hervormd, als er maar voldoende steun van de kiezers kan worden gevonden. Het feit dat de kiezers niet bepalen welke taken de staat moet uitvoeren, maar mensen kiezen om de vastgestelde taken uit te voeren, wordt blijkbaar over het hoofd gezien.
Voor de auteur is de steen des aanstoots in de oproep de eis van #ZeroCovid, dat wil zeggen nul besmettingen: “Het is de gerichtheid op een volledige uitroeiing van het virus die het initiatief zijn schijnbaar fascinerende aura geeft. Het idee om alle sociale en maatschappelijke leven stil te leggen tot het besmettingspercentage absoluut nul is, heeft iets religieus. Want het is even krankzinnig om te denken dat een wereld zonder verkoudheid en hoest mogelijk is als een wereld zonder virussen.”
Het is enigszins aanmatigend om het initiatief te verwijten dat het ervan uitgaat dat een shutdown, die ook de wereld van het werk omvat, alle virussen zou uitroeien. Daar is niets van terug te vinden in de tekst. Waar sprake is van een voorzichtige ontspanning en langetermijnvisies, daar gaan de opstellers van de oproep er vanuit dat er ook na een totale lockdown een omgang met het virus zal moeten worden gevonden.
Het is juist daar waar de oproep zijn echte kern heeft – dat de pandemie alleen serieus kan worden ingedamd als ook de economie in de lockdown wordt betrokken – dat het voornaamste punt van Reitters kritiek ligt. En dat terwijl hij bereid is om verder elk idealisme in de oproep te onderschrijven.
De auteur wilde ook iets zeggen over het inzicht van het #ZeroCovid initiatief dat het rekening houden met de gezondheid van de burgers altijd begrensd wordt door het functioneren van de economie: “Deze boodschap kan ook op deze manier worden ontcijferd: aangezien de heersende klasse niet bereid is de lockdown radicaal door te voeren, moet de arbeidersklasse het overnemen. Gezien de trotskistische achtergrond van sommige van de initiatiefnemers zou men ook kunnen zeggen: lockdown onder arbeiderscontrole. Vandaar het verontrustende beroep op de vakbonden.”
Waar #ZeroCovid verwijst naar de arbeiders, omdat die ergens nog een vermoeden hebben dat zowel van de politiek als van de economie geen aandacht voor de gezondheid van de arbeiders te verwachten is, beschouwt Reitter dat als een grap. De overgang naar een aanklacht vervaagt wanneer hij verwijst naar de achtergrond van sommige initiatiefnemers.
Het blijft ook een raadsel waarom het vervreemdend zou zijn om vakbonden te vragen op te komen voor de gezondheid van hun leden.
Zijn kritiek leidt uiteindelijk tot de beschuldiging van “ontkenning van de werkelijkheid”. Een vreemde beschuldiging, want die lijkt erop gericht om degenen die de huidige werkelijkheid willen veranderen, de eisen daarvan te doen aanvaarden.
En zo ziet hij de verkeerde kapitaalanalyse als oorzaak van het illusionaire doel van nul besmettingen. En hij ontdekte nog verdere inconsistenties, zoals de sluiting van niet-spoedeisende sectoren van de economie: “Ik heb de initiatiefnemers op 18 januari via e-mail verschillende vragen gesteld, waaronder de volgende: Wat betekent dit concreet? Zullen supermarkten sluiten, voedselproductie stilgelegd? Worden het postkantoor, bezorgdiensten, vuilnisophaaldienst, openbaar vervoer, taxi’s stilgelegd?”
Verkeerde vragen aan de initiatiefnemers van #ZeroCovid
Blijkbaar vonden de ondervraagden de vragen te oppervlakkig en hebben zij er niet op geantwoord. Waarom denkt Reitter onmiddellijk aan de levensmiddelenindustrie en andere sectoren die nodig zijn voor de bevoorrading en niet bijvoorbeeld aan de autoproductie, de chemische industrie met haar productie van onkruidverdelgers en bestrijdingsmiddelen, waarmee deze sectoren de wereldmarkt gelukkig maken?
Voor hem lijkt elke beperking van de sociale contacten, zelfs ter bescherming van de gezondheid, een daad van geweld tegen de burger, en daarom zijn alle verwijzingen in de oproep naar democratie en participatie van de burgers slechts “mooie klinkende frasen” van linkse zijde: “Ik vroeg de initiatiefnemers: ‘Democratie is een complex concept. Is de volgende voorlopige definitie okay? De mensen beslissen door lokaal te stemmen. Wat nu als de werkers, de exploitanten van kleuterscholen en scholen, enzovoorts, zich in de democratische processen uitspreken tegen de radicale sluiting wanneer zij ertegen stemmen? (…) Achter het vertrouwen dat de massa’s zich nu enthousiast zouden aansluiten bij de totale stillegging, ja deze zelfs met kracht zouden opeisen, schuilt een andere goedgelovige, naïeve veronderstelling. #ZeroCovid kan alleen door de staat worden afgedwongen met repressieve middelen, geen vergadering van de werkvloer of burgercomité kan dat.”
Democratie is niet zomaar een begrip dat willekeurig kan worden gedefinieerd, maar een bestaande regeringsvorm. In dat opzicht is de eerste zin van de vraag volkomen willekeurig. De daarop volgende definitie is dan goedgelovig en naïef, omdat die geen betrekking heeft op de democratie, maar beweert dat bepaalde besluiten eenvoudigweg kunnen worden genomen door fabrieksvergaderingen of personeel van kleuterscholen. Reitter wil zo met zijn zelf verzonnen democratie de initiatiefnemers van #ZeroCovid in verlegenheid brengen.
Willen werkers in ondernemingen, van welke aard dan ook, hun gezondheid niet langer in gevaar brengen, dan moeten zij er eerst van overtuigd worden dat die schade onaanvaardbaar is. Dat idee komt niet noodzakelijk voort uit de oproep – want dan had men die zich kunnen besparen – maar uit de verbeelding van de criticus. En nadat hij eerst deze boeman van een burgerdemocratie heeft opgebouwd, schiet hij hem neer door te stellen dat deze organen die bevoegdheid helemaal niet hebben.
Net zoals de auteur de democratie voor zichzelf heeft geconstrueerd, behandelt hij ook het begrip solidariteit: “Net als het begrip democratie wordt het begrip solidariteit van elke inhoud ontdaan en tot het tegendeel omgevormd. In de kern veronderstelt solidariteit uiteenlopende posities. Solidariteit is geen uitdrukking van het eigen onmiddellijke belang. De eigen, hoogst individuele behoeften op de voorgrond plaatsen heeft niets te maken met solidariteit. Men is solidair met mensen en hun noden en strijd, ook al zijn die niet direct de zijne.”
Helaas is dit idee van solidariteit zeer gangbaar. Het maakt van solidariteit een zuiver moreel gebeuren. Maar als we terugkijken in de geschiedenis van de arbeidersbeweging, op wiens spandoeken dit concept prijkt, dan blijkt het te zijn ontstaan uit het besef dat afhankelijke arbeiders niets hebben om zich te verzetten tegen de macht van de werkgevers wanneer ze in hun eentje tegenover hen staan.
Werkers kunnen alleen druk uitoefenen als zij ophouden met elkaar te beconcurreren en gezamenlijk terugvechten. Het gaat om hun belang om in hun levensonderhoud te voorzien door middel van lonen en salarissen. Dat uitgangspunt is vandaag nauwelijks aanwezig. Wanneer er in het algemeen over solidariteit wordt gesproken, weet iedereen al meteen dat het om verder inleveren zal gaan.
En omdat ook de oproep niet direct de mensen die getroffen worden aanspreekt om de gezondheidsrisico’s niet langer te accepteren, is het oordeel van Reitter duidelijk: “In de praktijk betekent de door #ZeroCovid geëiste solidariteit niet dat men zich als een sociaal handelend subject moet opstellen. De instantie die men aanspreekt is de staat, die als belichaamde rede uiteindelijk de goede heerser wordt. En dat zou, zoals Göbel schrijft, uiteindelijk linkse politiek moeten zijn? (…) De #ZeroCovid oproep komt op een moment dat de bedreigende kenmerken van de staat en de media die ermee verbonden zijn, steeds duidelijker worden.”
Het is waar dat de oproep gericht is aan de staat, die veronderstelt wordt een autoriteit te zijn die er eigenlijk moet zijn voor het welzijn van de burgers. Met de oproep richten de initiatiefnemers zich ook tot de burgers, omdat ze eindelijk inzien dat de staat niet de taken vervult die zij haar toedichten. Daarom worden de burgers opgeroepen om zich bij het initiatief aan te sluiten.
Dat is echt kenmerkend voor “linkse politiek”, in zoverre die van de staat een liefdadigheidsinstelling voor de burgers wil maken door hen te mobiliseren. Waarom het een gewelddadig gezag nodig heeft om de burgers gelukkig te maken, blijft een open vraag.
Een dergelijke oproep zou bijzonder pervers zijn in het licht van de huidige tijden waarin de staat autoritair blijkt te zijn. Ook een opmerkelijk argument. Immers, wanneer is een gewelddadig apparaat niet autoritair, en laat het toe dat er over zijn maatregelen wordt gestemd?
Illusies over de staat aan beide kanten
De benamingen “autoritair” en “coronastaat” verraden dat de auteur, net als de initiatiefnemers die hij bekritiseert, vasthoudt aan het idee dat de democratische staat een dienstverlener voor zijn burgers is, die om welke reden dan ook in coronatijden misbruik maakt van zijn macht en zijn burgers meer lastigvalt dan het een behoorlijke staat betaamt. Het is derhalve niet juist zich op die staat te beroepen.
Zo komt Reitter tot zijn eindoordeel: “In termen van realpolitik heeft het #ZeroCovid-initiatief geen betekenis. De ruziënde EU-staten, die momenteel in de spaarstand staan, zullen niet in staat zijn om synchroon en gezamenlijk overeenstemming te bereiken over dergelijke radicale maatregelen, noch zullen veel mensen willen meespelen – en dat zullen ze ook niet kunnen. De echte betekenis is symbolisch en ideologisch. De autoritaire Covid-19-staat heeft nu dekking gekregen op de linker flank.”
Men kan een beweging die iets wil veranderen moeilijk verwijten dat zij niet succesvol is, per slot van rekening is elke beweging afhankelijk van de deelname van anderen. Wanneer het verwijt gegoten wordt in termen van de ‘grote politiek’, dan wordt aan een dergelijke beweging meteen een norm opgelegd, namelijk die van de haalbaarheid. Maar hoe een relatief onbeduidende beweging nu precies van nut zou kunnen zijn voor de staat, blijft het geheim van de schrijver.
Conclusie: beiden gaan de fout in met de doelstellingen van de staat
Zowel de oproep als de kritiek erop zijn het over één punt eens: de democratische staat vervult niet het mandaat dat haar is toebedeeld om in het belang van haar burgers op te treden. Sommigen willen haar er, door zoveel mogelijk handtekeningen op te halen, toe aanzetten om haar huidige beleid ten gunste van de economie te wijzigen in de richting van het voorzien in de behoeften van de burgers.
Reitter ziet in het beroep op de staat een rechtvaardiging voor de beperkingen die zij oplegt aan haar burgers. Die beschouwt hij als een afwijking van het eigenlijke doel, en daarom noemt hij haar autoritair en coronastaat.
Het daadwerkelijke handelen van de staat en haar doeleinden komen zo slechts over als een afwijking van het ideaal dat het initiatief en Reitter voor ogen hebben. Dat voedt hun teleurstelling en de poging om andere burgers voor zich te winnen, om haar weer op het “rechte” pad te brengen. En zo wisselen vermaning en verwijzing naar de werkelijkheid elkaar af, hoop en teleurstelling. Zolang de beide partijen niet de confrontatie aangaan met de werkelijke doeleinden van de staat en het kapitaal, zal dit zo blijven.
Suitbert Cechura