Waarom ik niet weigerde
De koloniale oorlog in Indonesië is nog altijd onderbelicht. Gelukkig groeit de aandacht de laatste tijd wel voor deze misdadige oorlog die het sluitstuk vormde van de gewelddadige koloniale overheersing van het huidige Indonesië en haar inwoners. Een eveneens onderbelicht onderdeel van de oorlog zijn de verschillende vormen van verzet door Nederlanders die ertegen waren. In de eerste plaats natuurlijk van de dienstplichtigen die weigerden om eraan deel te nemen. Maar in “Waarom ik niet weigerde” vertelt Jaap Duppen over zijn ervaringen als dienstplichtig soldaat, en over zijn keuze om juist niet te weigeren en toch naar Indonesië te gaan. Hij wilde onder de dienstplichtige soldaten agiteren en ook zelf in kunnen grijpen bij “excessen” gepleegd door zijn medesoldaten.
Duppen was overtuigd communist en lid van het Algemeen Nederlands Jongeren Verbond (ANJV). De ANJV was een organisatie gelieerd aan de Communistische Partij Nederland (CPN). In eerste instantie heeft die partij zich uitdrukkelijk verzet tegen de koloniale oorlog en boden ANJV-ers ook steun aan weigeraars die onderdoken. De ANJV veranderde echter tegen het einde van de jaren veertig van koers. Binnen de organisatie werd dat gebracht met de leus “beter één communist in het leger dan tien in de cel”. Ook bestond er het idee dat linkse jongeren zich niet moesten isoleren van andere jongeren die eveneens voor de dienstplicht waren opgeroepen. Daarnaast speelden er natuurlijk ook andere politieke overwegingen mee die de schrijver zelf niet naar voren brengt. Zoals bijvoorbeeld het feit dat de CPN zichzelf acceptabel wilde opstellen naar de rest van het politieke establishment, onder andere omdat werd gedreigd met het instellen van een verbod op de partij. Dat was mede vanwege het feit dat de CPN kritiek had op de koloniale oorlogsplannen.
De schrijver komt zelf uit een communistisch nest. Hij krijgt de afkeer voor het fascisme dan ook met de paplepel ingegoten. Zo gaat hij in 1936 als achtjarig kind de straat op om geld in te zamelen voor kinderen die tijdens de Spaanse Burgeroorlog slachtoffer werden van het fascistische geweld van Franco. Ook vertelt hij hoe zijn moeder vrouwen uit de buurt bij elkaar riep om leden van de nationaal-socialistische Weerbaarheidsafdeling (WA) de buurt uit te jagen. Ook verbleven er bij hen thuis communisten die waren gevlucht uit Duitsland, waaronder een oud-strijder van de communistische Thälmann Kolonne die als onderdeel van de Internationale Brigade aan rode zijde meevocht in de Spaanse Burgeroorlog.
Oorlogspropaganda
Al kort na het einde van de Tweede Wereldoorlog werden mannen opgeroepen om zich aan te sluiten bij de Expeditionaire Macht. Indonesië werd toen nog bezet door het Japanse Keizerrijk. Duppen schrijft: “Daar was de mogelijkheid om mee te doen aan de bevrijdingsacties van onderdrukte volkeren. De Japanners moesten worden verslagen.” Hij geeft ook aan hoe veel oud-verzetsstrijders aan de oproep gehoor gaven. Na het uitroepen van de Indonesische Republiek verdween hun enthousiasme als sneeuw voor de zon. Vechten tegen de bondgenoot van het verslagen nazi-Duitsland zagen ze wel zitten, maar om nu voor onderdrukker te gaan spelen? Het blad “Een” van de ANJV schreef dan ook: “Maak van onze jongens geen SS-ers”.
Om de koloniale herbezetting van Indonesië te rechtvaardigen werd dan ook ingespeeld op anti-Duitse en anti-Japanse gevoelens onder de Nederlandse bevolking. De Indonesische Republiek werd neergezet als een creatie van het Japanse keizerrijk. Daarnaast vormde het ontmenselijken van de Indonesische bevolking een belangrijk onderdeel van de propaganda. Al vroeg in zijn boek citeert Duppen uit het “bataljonsboek” van het zesde bataljon van de Garde Regiment Jagers: “de vijand was slecht, dom, achterlijk en hinderlijk”. Over het vormen van een republiek die onafhankelijk is van haar voormalige koloniale overheersers staat in datzelfde bataljonsboek: “Het is waanzin te geloven dat deze bevolking, die nog zo patriarchaal en feodaal denkt, enig begrip van democratische beginselen zou kunnen hebben… De oosterse samenleving heeft deze rijpheid nog lang niet bereikt: zij behoeft een krachtig gezag, dat zelfbewust en duidelijk leiding geeft. De tani (boer) wil graag tani zijn, alleen met de simpele problemen van zijn akker en van zijn huiselijk leven. Wat hoger ligt, laat hij graag aan hogeren over.”
De beschaving brengen
Die “hogere” koloniale (en patriarchale!) heren krijgen van Duppen de nodige aandacht. Zo ontmoet hij meerdere kolonialen die onder andere fabrieken in hun bezit hadden. Hij beschrijft er bijvoorbeeld een die liep te pochen hoe goed hij was voor zijn medewerkers, terwijl hij kort daarna een Indonesische dienstmeid helemaal uitfoeterde omdat ze de door hem gewenste slof sigaretten door een prijsstijging niet van de markt had kunnen meenemen. De eigenaar van een suikerplantage, van (afgedankte) adellijke afkomst, de heer Brutel de la Rivière, ging een stuk verder in het uitoefenen van patriarchaal geweld. “Soms had je natuurlijk wel eens ergens zin in en dan zocht je een jonge Javaanse, die voor je werkte, uit. Daar kon je mee doen en laten wat je wilde”, aldus een verontwaardigde Duppen. De slachtoffers van die verkrachtingen werden door de eigen gemeenschap uitgesloten. In de meeste gevallen trokken ze daarop naar de stad, waar ze alleen nog via prostitutie in hun bestaan konden voorzien.
Daden van verzet
In Indonesië zijn er diverse gelegenheden waarbij Duppen voor een keuze komt te staan en er zich mogelijkheden voordoen tot agitatie of daadwerkelijk ingrijpen bij mogelijke “excessen”. Zo schrijft hij over een nachtelijke patrouille waar hij deel van uitmaakte. Die had een Indonesische verzetsstrijder gevangen genomen. Duppen werd verantwoordelijk gemaakt voor het bewaken van de man die een touwtje om zijn nek gebonden had gekregen dat Duppen vast moest houden. Duppen had wat woorden geleerd van wat nu Bahasa Indonesia wordt genoemd (toen sprak men nog van Maleis) en probeerde zijn gevangene gerust te stellen en duidelijk te maken dat hij zijn strijd steunde. Bij een rivier liet hij het touw los waarna de verzetsstrijder het water indook en kon ontsnappen.
Ook vertelt hij hoe ze een “sweep” deden door de kampong Dero. De hele kampong werd doorzocht op de aanwezigheid van vrijheidsstrijders. Duppen en een andere soldaat troffen een jongen aan van een jaar of veertien, angstig verscholen tussen een bamboestoel. Zijn medesoldaat stelde voor om de jongen neer te schieten, want die zou “als die ouder is vast ook een pelopper (vrijheidsstrijder) worden”. Gelukkig zag zijn metgezel ervan af nadat Duppen hem ferm toesprak: “als je dat doet, dan lig jij er naast”.
De keuze om te gaan
Duppen besteedt relatief weinig aandacht aan zijn overwegingen om aan de dienstplicht gehoor te geven. Enerzijds lijkt het vooral om een praktische keuze te gaan om niet in de gevangenis te belanden, anderzijds heeft hij wel degelijk overwogen om dienst te weigeren. Zijn keuze lijkt vooral het resultaat te zijn geweest van discussies met districtbestuurders van de ANJV, zoals Joop Wildbret, die volgens Duppen op hem hebben ingepraat. Het voelt voor mij als lezer alsof het een besluit is geweest dat vooral voor hem is genomen, van bovenaf, door die manoeuvrerende CPN.
De animo bij links in Nederland voor verzet tegen de koloniale oorlog blijkt groter te zijn geweest dan wat er uiteindelijk in de praktijk aan verzet plaatsvond. Dat kwam mede doordat het grootste deel van links was georganiseerd in hiërarchische en autoritaire structuren, zoals de CPN en de aan haar gelieerde ANJV. Die smoorden principieel verzet tegen de oorlog in de kiem.
De keuze van Duppen om wel te gaan blijft bij mij, ook na lezing van zijn boek, vragen oproepen. Enerzijds keurt hij de koloniale oorlog principieel af en wil hij onder meer voorkomen dat er “excessen” plaatsvinden. Maar dat woord “excessen” alleen al is problematisch. Dat schept ten onrechte de indruk dat de oorlog op zichzelf geen exces was, maar alleen de extreme gevallen van geweld die daarin plaatsvonden. Met zijn keuze om te gaan besloot hij natuurlijk wel om onderdeel te zijn van een koloniaal bezettingsleger. Hij noemt zelf in zijn boek slechts één moment waarop hij heeft geschoten. Dat was op een groep verzetsstrijders die zijn post aanvielen. Hij had zelf toen niet het idee dat hij iemand heeft geraakt, maar het betekent hoe dan ook dat hij dodelijk geweld toepaste op mensen die vochten tegen koloniale overheersing, zelfs al had dat hoogstwaarschijnlijk geen doden of gewonden tot gevolg.
Terugkijkend
Met de kennis en wetenschap van nu is het natuurlijk makkelijk oordelen. Zijn keuze om te gaan was een keuze tussen twee kwaden. Of naar Indonesië of de gevangenis in. Dat zijn omstandigheden die we ons anno 2017 niet kunnen voorstellen, al is het maar omdat de dienstplicht al jaren is opgeschort. Verder toont zijn verhaal wel aan dat het ook in zulke omstandigheden goed mogelijk is om als individu verzet te plegen en een positieve invloed te hebben. Het verloop van die oorlog heeft hij niet kunnen beïnvloeden, maar voor de verzetsstrijder die heeft kunnen ontsnappen en de jongen in de kampong hebben zijn daden wel degelijk een grote impact gehad.
“Waarom ik niet weigerde”, Jaap Duppen. Uitgeverij: Uitgeverij Calbona, € 19,95. ISBN: 9789082570397.
Ilija Andrić