Waarom is de universiteit zo wit?
Volgens dekoloniaal wetenschapper Grosfoguel is het spreken over ras en racisme in Nederland taboe vanwege de desastreuze gevolgen van rassentheorieën tijdens Tweede Wereld oorlog. Sindsdien heeft men in Nederland afstand genomen van het ouderwetse biologische racisme waarin mensen op basis van pseudowetenschappelijke argumenten in raciale hiërarchieën werden verdeeld. De onderliggende structuren van raciale hiërarchie is in het dominante discours echter niet compleet verdwenen maar getransformeerd naar cultureel racisme. We hebben het niet meer over rassen maar over culturen en ‘etnische minderheden’. We hebben het over “crimineel Marrokaans tuig” en “gewelddadige Antillianen” die zich moeten aanpassen aan de dominante culturele normen en waarden. Zo zei premier Rutte onlangs nog dat we “veel steviger moeten zijn in het uitdragen van de dominante Nederlandse cultuur. We moeten duidelijk zijn over de mate van integratie.” In tegenstelling tot de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk wordt de witheid van de wetenschap niet bevraagd en wordt wetenschappelijk onderzoek naar ras en racisme structureel genegeerd. In wat Essed en Nimako, de “minority research industry” noemen kijken Nederlandse sociale wetenschappers vooral naar “allochtonen” vanuit een probleem georiënteerd perspectief waarin hun vooronderstelde gebrekkige integratie en achterstandspositie geweid wordt aan hun matige taalbeheersing, cultuur, criminaliteit of andere problemen. Hierbij wordt de verantwoordelijkheid van structurele ongelijkheid bij de migranten gelegd en niet bij structurele barrières in de samenleving gevormd door institutioneel racisme.
Mitchell Esajas in Waarom is de universiteit zo wit? Tijd voor diversiteit op de universiteit (New Urban Collective)