Waarom Nederland niets heeft geleerd van de Nazi-Holocaust
Toen Antilliaanse Nederlanders vorig jaar stevig stelling namen tegen de blackface-traditie van Zwarte Piet, riep dat een hysterische en vijandige reactie op bij de witte meerderheid. Een familiefeest dat in staat leek om een verbrokkelde en verdeelde natie bijeen te houden, is nu een politiek geladen strijdterrein. Zwarte critici van de traditie werden belachelijk gemaakt, vernederd, aangevallen en met de dood bedreigd. Hun protest werd gecriminaliseerd door zowel hun witte medeburgers als het politieke establishment. Dat legde de groeiende kloof bloot tussen de gepropageerde mythe van een tolerant progressief Nederland en de realiteit van diepgeworteld racisme in de Nederlandse samenleving. Het tot zwijgen brengen van zwarte critici liet zien dat de Nederlandse tolerantie zich alleen uitstrekt tot etnische minderheden zolang die de huidige orde niet bedreigen of enige macht opeisen. Dit bevestigde voor velen het bestaan van een verhulde raciale scheidslijn tussen degenen die geacht worden tot de natiestaat te behoren en die daardoor in aanmerking komen voor rechten en voordelen, en degenen die er niet bij horen.
This text in English. |
Het meest recente bewijs voor die raciale scheidslijn vormt de publieke verontwaardiging naar aanleiding van een lezing in een moskee die bedoeld was om de etnische zuivering van Palestina in 1948 te herdenken; de “schaduw Holocaust”, zoals de Nederlandse islamitische groep “Bewust Moslim” het noemde. Het was voor een deel de datum van de bijeenkomst, namelijk 4 mei, die de ophef veroorzaakte, aangezien op die dag de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog herdacht worden. De politie en de burgemeester van Hilversum, waar de bijeenkomst zou plaatsvinden, probeerden de bijeenkomst af te gelasten. De timing was, volgens de burgemeester, “zeer ongelukkig”, om het over de inhoud maar niet te hebben. De extreem-rechtse PVV bemoeide zich er ook mee en riep op tot onmiddellijke sluiting van de moskee. In eerste instantie werd de bijeenkomst inderdaad afgelast, maar later werd hij alsnog toegestaan op een andere locatie. Uiteindelijk werd het een privébijeenkomst op een geheime plek. En dat gebeurde allemaal binnen vijf dagen.
Deze controverse roept een belangrijke vraag op: waarom zou Nederland, een land dat zichzelf graag presenteert als kampioen van de vrijheid van meningsuiting en tolerantie, zo ver gaan om een handvol mensen tegen te houden die bijeen willen komen voor een praatje? Zo’n poging tot censuur kan verklaard worden door de uitdaging die een herdenking van de Nakba van 1948 vormt voor de ideologie van de witte suprematie die ten grondslag ligt aan de gevoerde oorlogen tegen mensen van kleur in binnen- en buitenland.
In de Nederlandse nationale psyche is de Nazi-Holocaust ingebakken als het ultieme morele kwaad dat gepleegd is in de geschiedenis. Vanaf hun vroege jeugd krijgen Nederlanders dit idee overgeleverd via les op school, musea, films, nieuwsberichten, enzovoorts. En het wordt nog dieper vastgelegd in het nationale bewustzijn door officiële ceremonies zoals de dodenherdenking op 4 mei. Die plechtigheid fungeert als een jaarlijkse reiniging van de witte westerse beschaving, die nu voor altijd verlost is van haar morele afwijkingen uit het verleden waar we ons collectief voor schamen. We hebben ervan geleerd, zo gaat het verhaal. Wanneer de “zwarte bladzijden” van “onze” geschiedenis achter ons liggen, dan vormen we nu een beschaafde, democratische en progressieve natiestaat die ten koste van alles mensenrechten en vrijheden zal verdedigen. Er zijn op dagen als 4 mei tal van publieke uitingen van vroomheid die deze morele overtuiging bevestigen. In de woorden van de minister van Binnenlandse Zaken Ronald Plasterk: “Ook voor ons, de generatie na de oorlog, is die oorlogservaring een deel van ons leven. En wij geven die morele lessen weer mee aan onze kinderen.” Voor hem is de oorlog altijd “de maatstaf van goed en kwaad” geweest.
Zo fungeert de nationale herdenking van de Nazi-Holocaust in het collectieve geheugen en de identiteit van Nederland dus als een aanleiding om ons “slecht te voelen” over een onrechtvaardig verleden, terwijl op hetzelfde moment een fictief idee geproduceerd wordt van een “goede” en deugdzame samenleving nu. En een samenleving die “goed” is, kan toch onmogelijk kwaad willen doen?
Een simpel kijkje in de geschiedenis logenstraft dat sprookje meteen. Tussen 1946 en 1949, net na het einde van de Tweede Wereldoorlog, heeft Nederland lokale gemeenschappen geplunderd en meer dan honderdduizend Indonesiërs afgeslacht om de baas te kunnen blijven over haar 350 jaar oude koloniale bezitting. Voor de Nederlanders ging het om “politionele acties” en niet om genocide. Net als bij de Atlantische slavenhandel, waarbij de Verenigde Oostindische Compagnie 550 duizend Afrikanen kidnapte en afvoerde als slaven, worden deze pagina’s weggelaten uit de geschiedenisboeken. In tegenstelling tot de collectieve schaamte die de Nazi-Holocaust oproept, wordt juist trots naar deze periode verwezen als “de Nederlandse Gouden Eeuw”. Terwijl de Jodenvervolging opzichtig wordt herinnerd als een tragedie van catastrofale proporties, lijden de Nederlanders aan collectief geheugenverlies als het gaat om de slavenhandel en -arbeid die ten grondslag lagen aan de Nederlandse sociaal-economische welvaart. Een duidelijk voorbeeld van dit selectieve koloniale geheugen vormen de woorden die premier Balkenende in 2006 uitte bij een debat over economische groei. Hij zei: “Laten wij optimistisch zijn! Laten we zeggen: Nederland kan het weer! Die VOC-mentaliteit, over grenzen heen kijken, dynamiek!” Wat een dergelijke selectieve herdenking van het verleden doet, is bepalen wiens leven betreurenswaardig is en wiens leven niet. Het verheerlijken van het Joods leed wordt dan een ideologisch wapen, ingezet om andere holocausts te bagatelliseren en onzichtbaar te maken, namelijk die van de Nederlandse witte suprematie tegen zwarte en bruine mensen.
Als gevolg daarvan moet alles dat deze ideologie blootlegt, zoals de herdenking van de Palestijnse Nakba, noodzakelijkerwijs weggedrukt worden om de witte suprematie intact te kunnen houden. Als “hun” levens ook betreurenswaardig worden, dan zou dat de raciale hiërarchie onderuit halen die bepaalt wie de volledige menselijke status toebedeeld krijgt en wie niet, wier levens minder waard zijn en die daarom uit te buiten en weg te gooien zijn. Wanneer dezelfde morele verontwaardiging zou worden opgeroepen over de miljoen Iraakse doden ten gevolge van de door de Verenigde Staten geleide invasie van Irak – waar Nederland actief aan meedeed en van mee profiteerde – dan is het twijfelachtig of zo’n moordzuchtig imperialistisch avontuur aan het publiek verkocht kan worden als “rechtvaardig”. Als het menszijn van bruine en zwarte mensen erkend zou worden, zou het dan mogelijk zijn voor Nederland om hen te reduceren tot bedreigingen voor de natie die gedisciplineerd, genormaliseerd, gepacificeerd, gedegradeerd en uitgeroeid moeten worden?
De uitspraken die politieke autoriteiten elke dag weer doen, maken de status die bruine en zwarte mensen in dit land hebben voelbaar. In tegenstelling tot wat het liberale witte establishment ons wil doen geloven, beperkt dat zich niet tot uiterst rechts. Zulke uitspraken staan ook centraal bij de gevestigde en gerespecteerde PvdA. Zo zei fractievoorzitter Diederik Samsom bijvoorbeeld dat Marokkaanse Nederlanders een “etnisch monopolie” zouden hebben op “straatoverlast”, en dat hun “bloedirritante gedrag” aangepakt moet worden met een “lichamelijke of verbale draai om de oren” door de politie, ouders en volwassenen in de wijk. En de volgende uitspraak werd gedaan door PvdA-partijvoorzitter en woordvoerder armoedebeleid en asielzaken Hans Spekman: “De Marokkanen die niet willen deugen, moet je vernederen, voor de ogen van hun eigen mensen”.
Een aanwijzing voor de totale normalisering van zulke gewelddadige racistische taal is dat geen van deze uitspraken ooit publieke verontwaardiging oproepen. Maar hoe zou dat ook kunnen? Dit racistische vitriool wordt niet geuit in een vacuüm. Het gaat om een taal die tot stand is gekomen tijdens eeuwen van koloniale overheersing, waarbij witte mannen kennis produceren over “barbaarse anderen”. In het verleden en vandaag de dag heeft deze ‘kennis’ gezorgd voor een stevige verankering van een hiërarchie waarin witte grootsheid geponeerd wordt over zwarte inferioriteit. Dat rechtvaardigt daden van agressie tegen mensen van kleur in binnen- en buitenland onder het mantra van beschavingsmissies. “Zij” zijn inherent onbeschaafd, zoals de voormalige politiecommissaris van Gouda beweert: “De inwoners van Gouda, die komen uit het Rifgebergte. Dat zijn Berbers. Berber komt van het woord barbaar. En het is inderdaad cultureel ingebakken dat ze wat wilder zijn, wat makkelijker op straat leven, wat ruiger. Je zou kunnen zeggen dat het genetisch meegekomen is (…). Je ziet natuurlijk dat zij cultureel er andere gewoonten op nahouden dan wij.” Als het witte establishment zo makkelijk spreekt over bruine en zwarte mensen als wilden die getemd moeten worden, wat zegt dat dan over de realiteiten van de meeste mensen van kleur in dit land? Het is geen verrassing dat dit vertoog in perfecte harmonie is met de precaire sociaal-economische omstandigheden van etnische minderheden.
Volgens het meest recente Jaarrapport Integratie (pdf) is zestien procent van de niet-witte Nederlanders, achtentwintig procent van de niet-witte jongeren en zelfs nog hogere aantallen niet-witten in de meest gemarginaliseerde buurten werkloos. Armoede komt ook significant vaker voor onder niet-witten. Twintig procent van de Turkse en Marokkaanse Nederlanders leeft onder de armoedegrens – drie keer zo vaak als witte Nederlanders. De sociaal-economische ongelijkheid is ook zichtbaar in de geracialiseerde verdeling van de jaarlijkse inkomens per huishouden. Dat is 18 duizend euro bij “niet-westerse allochtonen” en 25 duizend euro bij witten.
Geweld en intimidatie door de politie, aanhouden en fouilleren, opsluiting, langere en hardere gevangenisstraffen vallen ook allemaal onevenredig ten deel aan mensen van kleur. Jonge Antilliaans-Nederlandse mannen worden acht keer vaker verdacht door de politie dan witte Nederlanders. Twee derde van de gevangenisbevolking bestaat uit mensen van kleur. Het geïnstitutionaliseerde racisme bij de politie werd onlangs publiek bekend toen Amnesty International een rapport publiceerde waarin men de politie ervan beschuldigde systematisch aan etnische profilering te doen. De politie wuifde de resultaten weg en zei dat ze simpelweg “ongegrond en niet waar” zijn.
Etnisch profileren leidde onder meer tot het vermoorden van een ongewapende zeventien jaar oude Surinaams-Nederlandse jongen. Rishi Chandrikasing rende weg toen hij in zijn nek werd geschoten. Dat zijn moordenaar vrij werd gesproken, is geen toeval. Het laat zien hoezeer het systematisch vermoorden van bruine en zwarte mensen wettelijk gedekt wordt. En belangrijker nog: het laat zien dat al deze statistieken voor mensen van kleur niet slechts cijfers zijn, maar een kwestie van leven en dood.
Sprekend over de Holocaust, zei de eerder genoemde minister van Binnenlandse Zaken in alle ernst en zonder enig sarcasme: “Hoe zorgen we dat het nooit meer gebeurt? (…) Welke problemen we ook signaleren en aanpakken, nooit mogen ze als reden worden gebruikt om categorieën mensen apart te zetten en te discrimineren.” Tegen de achtergrond van alle bovengenoemde feiten zijn deze plechtige woorden niet meer dan een perverse en pretentieuze uiting van zelfgenoegzaamheid.
Naast dat ze dagelijks bespuugd worden door het hele witte establishment, worden deze niet-mensen er aan hun haren bij gesleept en gedwongen om een vlag te kussen die gedrenkt is in hun eigen bloed. Hoe kan men dan niet verwachten dat er verzet komt? Hoe kan men dan niet verwachten dat er totaal geweigerd wordt om hulde te brengen aan “het ultieme morele kwaad gepleegd in de geschiedenis”? De beslissing van Nederlandse moslims om een Nakba-herdenking te organiseren op de dag van de dodenherdenking kan dus gezien worden als een symbolisch de rug toekeren aan de herdenkingspolitiek die wordt opgelegd door het establishment. Ook al komt dit op geen enkele manier in de buurt van Holocaust-ontkenning, toch kan men er van verzekerd zijn dat het hele ideologische arsenaal dat samengaat met precies die beschuldiging ingezet zal worden. Met als doel het smoren van het ter discussie stellen van een systeem dat een tweedeling van waardige en onwaardige levens produceert, een discussie die al veel te lang op zich laat wachten.
Uit deze hypocrisie, die men tot in het extreme doorzet, blijkt dat 4 mei op geen enkele wijze een herdenking is van het historische feit van een genocide. Het is de herdenking van een ideologische constructie die de grootsheid en de suprematie van het witte Nederlandse establishment handhaaft. Want alleen dan is het mogelijk om zulke nadrukkelijke morele taal te spreken en tegelijkertijd de vroegere en huidige oorlogen tegen mensen van kleur te ontkennen.
Het ontkennen van die holocaust is dan ook geen uiting van antisemitisme of onwetendheid. Het is een krachtige daad van verzet.
Abulkasim Al Jaberi en Bryan van Hulst Miranda
Staan een aantal interessante zaken in dit artikel waar de laatste tijd wel veel meer aandacht voor is, onder andere bij auteurs als Yitzhak Laor en Gabriel Piterberg kwam ik het onlangs nog tegen.
Wat ik dan jammer vind is dat er als compensatie voor het ontkennen van ‘vroegere en huidige oorlogen [en genocide etc] tegen mensen van kleur’ een lichte vorm van bagatellisatie van de Holocaust in het artikel voorkomt.
Ten eerste door het de ‘nazi-Holocaust’ te noemen. Dit klopt taalkundig al niet omdat de slachtoffers niet zozeer aan de nazi-kant vielen, maar suggereert ook dat er allerlei andere holocausten zijn. Een voorbeeld daarvan is dan de Nakba.
Het industrieel vernietigen van 6 miljoen joden (en overigens ook homoseksuelen, zigeuners, gehandicapten, ‘asocialen’ etc.) is volgens de auteurs slechts één van de vele holocausten. Ondanks dat ik sympathiek sta tegenover de centrale boodschap van het artikel gaat dit laatste mij veel te ver. Het is uitstekend mogelijk om witte koloniale en racistische praktijken aan de kaak te stellen zonder deze gelijk te stellen met de Shoah. Deze is historisch gezien gelukkig nog steeds een unieke gebeurtenis. Dat maakt het niet meer of minder verschrikkelijk dan andere misdaden. Maar het aan elkaar gelijk stellen van uiteenlopende historische en huidige praktijken maakt een serieuze linkse analyse zeker niet sterker of overtuigender.
Overigens heeft de Holocaust juist plaatsgevonden omdat men tot voor kort ook hier in Nederland Joden ook hun menszijn ontkende. Dat men inmiddels de Holocaust als het ultieme kwaad beschouwt, betekent geenszins dat antisemitisme nu plotseling uit de samenleving is verdwenen.
Ten tweede wordt hier gedaan alsof het erkennen en herdenken van de Holocaust gelijk staat aan het kussen van de Israelische en/of Nederlandse vlag (het kussen van de vlag gedrenkt in ons bloed) en vind men het een krachtige daad van verzet om de “ideologische constructie” van de Holocaust te ontkennen en de rug toe te keren. Men gaat hiermee volkomen voorbij aan de historische objectiviteit van de Holocaust, en ziet deze slechts als een constructie van racistische staten om POC mee te onderdrukken.
Tenslotte is het interessant om te zien hoe Doorbraak zo’n grote omslag van 180 graden heeft gemaakt in het denken over de Holocaust ten opzichte van de Fabel van de Illegaal waar Doorbraak deels uit voortkomt. Zie bijvoorbeeld dit artikel, en met name punt 4 daarvan: http://www.doorbraak.eu/gebladerte/10836f52.htm waarin elke vergelijking van de Holocaust met andere massamoorden als anti-semitisch wordt afgedaan…
Waar het stuk over gaat is dat het nogal merkwaardig is dat op 4 mei de Nederlandse doden uit de Tweede Wereldoorlog herdacht worden én doodleuk ook de Nederlandse soldaten die zelf omgekomen zijn bij het aanrichten van de massamoord op 150.000 Indonesiërs (veelal moslims trouwens) eind jaren 40, maar dat het herdenken van Palestijnse slachtoffers van de Nakba dan weer niet mag. De herdenking is zo bekeken een puur nationalistisch project!
Dat lijkt me niet echt een schokkende constatering. Het heet dan ook de nationale dodenherdenking, waarop de Nederlandse oorlogsslachtoffers worden herdacht. Net zoals de dag erna de nationale bevrijdingsdag is. Zelf heb ik dan ook niet echt iets met die twee dagen. Ik doe er niets aan en ik doe er niets tegen en ik ga er ook geen eigen of linkse of internationalistische invulling aan geven. Ik zou niet zo goed weten waarom.
Om op vier mei plotseling nadrukkelijk aandacht te gaan vragen voor de slachtoffers van de Naqba geeft bij mij een beetje een rare smaak in mijn mond. Waarom juist op die dag? Het zou al iets anders zijn als je een lezing zou houden of stil zou staan bij alle slachtoffers van het Nederlands kolonialisme, in het bijzonder sinds het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Die 150.000 Indonesiers waren vanuit Nederlandse optiek op dat moment nog steeds Nederlanders, dus waarom worden die niet herdacht?
Ik deel Maarten’s kritiek en ik vraag me, met hem, af hoe Doorbraak nu eigenlijk precies staat tegenover de eerdere standpunten van de Fabel. Die standpunten leverden de Fabel destijds een wat ongemakkelijke en daardoor ook spannende kritische positie op binnen de kleine Nederlandse radikaal-linkse beweging. Komen we via het antiracisme nu toch weer uit bij dezelfde anti-impi antizionistische geluiden waarvan de Fabel zich destijds juist op een verfrissende manier losmaakte?
En trouwens, maken die Naqba-herdenkingen heel misschien niet ook een beetje deel uit van een nationalistisch project?
Holocaust en het systematisch vermoorden van mensen (jood of niet jood) is erg en verwerpelijk. Wat er gebeurde was ook misschien (de manier waarop) uniek te noemen. maar waarom mag je het dan niet gelijk stellen aan het vermoorden van Palestijnen, Irakezen, Syriërs, Libiërs, Afghanen, Iraniërs, Jemenieten, Pakistanen en de rest van het Midden-Oosten? Waarom wekken mensen in ons land het idee dat het bloed van een Jood/Israëliër meer waard is dan de rest van het Oriënt? De grootste en de meest smakeloze democratische misvatting is om de Holocaust te misbruiken om de mond van critici te snoeren en hun ervan te beschuldigen dat ze de Holocaust bagatelliseren of dat ze antisemieten zijn want dan zijn we met (normatief) selectieve vorm van vrijheid van meningsuiting bezig.
Ik wilde graag even reageren op Maarten die volgens mij precies bevestigt wat de auteurs in het artikel aan de kaak proberen te stellen.
Ten eerste, Maarten, betekent het woord “holocaust” catastrophe. Als we uitgaan van absolute gelijkwaardigheid tussen (groepen) mensen betekent dat in concreto dat het systematisch (proberen) uit (te) roeien van joden niet een grotere catastrophe is van het systematisch (proberen) uit te roeien van Herero, iets wat de Duitsers jaren voordat de moeder van Anne Frank haar vruchtbare leeftijd had bereikt, in Namibië al hadden gedaan. Je suggereert en impliceert (wellicht onbewust en dat is precies het punt) met je afkeuring van het gebruik van het woord holocaust buiten de context van het uitroeien van joden dat andere voorbeelden van genocide in de wereldgeschiedenis het predikaat catastrophe niet verdienen. Ik vraag me af wat daaraan ten grondslag ligt. Over bagatellisatie gesproken, zou ik zo zeggen.
Ik stel me zo voor dat de auteurs het woord “nazi-holocaust” hebben gekozen om een scherp onderscheid te maken tussen de catastrophe die de joden die aan de nazi’s ten prooi vielen trof en andere soortgelijke catastrophes.
Ik snap dan ook niet waarom het vermoorden van joden in jouw wereldbeeld niet gelijk te stellen is met het systematisch vermoorden van andere etnische groepen zoals Herero, Palestijnen of Indonesiërs. Ik zou hier graag een verklaring voor willen.
In mijn realiteit is namelijk elke historische gebeurtenis uniek net zoals het ei dat ik vanochtend bakte niet hetzelfde ei is als ik eergisteren bakte. Je suggereert hiermee dat de Shoah,precies zoals de auteurs proberen naar voren te brengen, om een voor mij onbekende reden meer aandacht verdient dan andere voorbeelden van genocide en als ernstiger moet worden beschouwd. Je geeft zelf aan dat je er moeite mee hebt dat in het stuk historische e huidige praktijken gelijk worden gesteld en ik vraag me serieus af waarom omdat je dat verder niet toelicht.
Ik zou ook graag van je weten wat je met “tot voor kort”bedoelt aangezien ik mij in de 40 jaar dat ik leef alleen die hard (neo-)nazi’s en KKK-leden heb horen suggereren dat joden geen aan hen gelijkwaardige mensen zouden zijn. In het stuk wordt ook nergens beweerd dat antisemitisme uit de samenleving is verdwenen wat mij mij laat afvragen wat precies jouw punt is met deze opmerking.
Ik zou daarnaast ook graag van je weten wat je bedoelt met “historische objectiviteit”.
Ik ken de Doorbraak verder niet dus daar heb ik niks over te zeggen. De inhoud van het stuk zelf is iets wat ik en vele andere mensen uit voormalige kolonieën van Nederland (maar ook anderen) maar al te goed herkennen en al heel lang denken. Voor dit stuk wil ik de auteurs dan ook huldigen en hartelijk danken. Mijn leven en het leven van welke Indonesiër, Herero of Palestijn dan ook en de kwaliteit daarvan is in mijn ogen namelijk niets meer of minder waard dan dat van Anne Frank of welke andere jood dan ook. En dat iets door zowel politiek als de goegemeente in Nederland en soms door joodse mensen zelf vaak toch wel wordt gesuggereerd. Ik neem aan dat je dat niet bedoelt en uitlegt wat je dan wél bedoelt.
Hoi Sandra, ik wilde ook nog even op jouw reactie ingaan. Je schrijft:
Om te beginnen dank voor het compliment aan De Fabel van de illegaal.
Doorbraak is net als destijds De Fabel van de illegaal tegen antisemitisme, religieus fundamentalisme en nationalisme, als je dat bedoelt. Misschien heb je, juist vanwege je gedachten aan De Fabel, het stuk met andere verwachtingen gelezen. Het stuk gaat simpelweg niet over antisemitisme. Het gaat erover dat de Nederlandse staat tijdens de dodenherdenking ook de eigen massamoordenaars herdenkt, maar dat de slachtoffers van de Nakba, de etnische zuivering van een deel van Palestina, dan weer niet herdacht mogen worden. Als er iemand de slachtoffers van de Holocaust schoffeert is het dus de Nederlandse staat, door hen tegelijk te herdenken met massamoordenaars.
Doorbraak heeft die Nakba-herdenking overigens niet georganiseerd, noch er voor opgeroepen, en zal dat ook nooit doen. De auteurs van het stuk hebben de organisatie en haar ideeën niet omarmd, verre van. Het enige wat ze doen is begrip opbrengen voor groepen mensen in Nederland die hun rug toekeren aan de officiële herdenking omdat die overduidelijk deel uitmaakt van het Nederlandse nationalistische project waarvan zij op alle mogelijke manieren worden uitgesloten, een project dat misschien zelfs wel gebaseerd is op hun uitsluiting. Het grootste deel van het artikel bestaat uit voorbeelden daarvan.
Overigens denken niet alle leden van Doorbraak precies hetzelfde over alle kwesties, en dat vinden we ook een goede zaak. Onze etnische en politieke achtergronden alleen al maken dat we andere nadrukken leggen in onze artikelen. Maar dat wil niet zeggen dat we als groep niet dezelfde principiële uitgangspunten hebben als De Fabel destijds: tegen kapitalisme, tegen alle vormen van racisme en migratiebeheersing en tegen het patriarchaat.
Mogelijk wel. Maar in dit verband is dat niet relevant, want juist de islam kenmerkt zich door een sterk gevoel van ‘internationalisme’. Het gevoel van “broederschap” met “de Palestijnen” is gebaseerd op een sterke overtuiging dat moslims elkaar overal ter wereld zouden moeten steunen. Zeker voor moslimfundamentalisten is niet de natie, maar het geloof de onderscheidende factor. Ik weet niet of de betreffende groep daartoe gerekend moet worden, maar nogmaals die organisatie en zijn ideeën zijn op zich in dit verband niet bijster relevant.
Eric, los van de vraag of die Naqba herdenking niet puur om te jennen op 4 mei is gepland, kun je toch niet serieus menen dat de islam een internationalistisch project is? Ja, zolang er moslims her en der verspreid wonen zou je het internationalistisch kunnen noemen want de radikalinskis willen een kalifaat en dan is het weer een natie. Maar ondertussen zijn er her en der nogal wat slachtpartijen tussen diverse moslim sektes.
Nee, die religiegekte heeft niets maar dan ook niets te maken met internationale solidariteit. Of je moet vinden dat katholieken ook internationalistisch zijn.
Hoi Sjaak, ik schreef ‘internationalisme’ tussen ironische aanhalingstekens omdat ik wilde aangeven dat het niet verward moet worden met wat links daarmee normaliter aangeeft. Maar op hun manier doen veel moslimfundamentalistische stromingen inderdaad aan een soort van ‘internationale’ solidariteit. Ze gaan bijvoorbeeld vechten voor hun islamitische broeders en zusters in Afghanistan, Irak, Palestina en Syrië. Die lui zien zichzelf dan in eerste instantie als moslims en niet als burger van een bepaalde staat. De Naqba wordt in die zin dan ook vaak gezien als een aanval op alle moslims.
Voor alle duidelijkheid: ik heb helemaal niets met deze stromingen, en heb er zelfs, samen met Mehmet Kirmaci een hele brochure aan gewijd: “Linksom tegen het moslimfundamentalisme”, http://www.doorbraak.eu/gebladerte/g32.htm
Overigens was het linkse internationalisme vaak ook bedoeld als inter-nationalisme, een solidariteit tussen “de volkeren” (haast op een manier die je nu weer terug ziet bij extreem-rechts onderling Europa). Daarom hou ik het zelf liever bij anti-nationalisme.
Oke Eric, de betekenis van die aanhalingtekens waren me inderdaad ontgaan. Dat je niets met die stromingen hebt was me gelukkig al duidelijk ;-).
En laten we niet vergeten dat ondanks alle geroep en gezing over internationale solidariteit door vakbonden en links het vooral het kapitaal is dat daadwerkelijke internationale solidariteit in praktijk brengt. Een beetje trieste constatering misschien ruim een eeuw na het schrijven van De Internationale. Maar alle beetjes helpen; dat idee van dat anti-nationalisme vind ik wel aardig, maar klinkt helaas negatief en niet positief.
Ha Sjaak, toevallig hoorde ik vandaag dat in sommige Turkse moskeeën in Nederland zwarte Afrikaanse moslims niet welkom zijn. Dat doet me toch wel flinke kanttekeningen plaatsen bij het idee van een islamitisch ‘internationalisme’ zoals ik dat boven omschreef…