Waarom negeert de wereld de revolutionaire Koerden in Syrië?
De PKK heeft verklaard dat het niet eens meer streeft naar het creëren van een Koerdische staat. In plaats daarvan heeft het, mede geïnspireerd door de visie van sociale ecoloog en anarchist Murray Bookchin, de visie van het “libertair municipalisme” geadopteerd, waarin de Koerden wordt opgeroepen om vrije, zelfbestuurde gemeenschappen, gebaseerd op principes van directe democratie te creëren. Die gemeenschappen zouden dan samen kunnen komen over de landsgrenzen heen die op den duur hopelijk steeds meer aan betekenis zullen inboeten. Op deze manier, zo wordt voorgesteld, zou de Koerdische strijd een model voor een wereldwijde beweging in de richting van echte democratie, coöperatieve economie en de geleidelijke ontbinding van de bureaucratische natiestaat kunnen worden. Sinds 2005 heeft de PKK, geïnspireerd door de strategie van de Zapatista-rebellen in Chiapas, een eenzijdig staakt het vuren met de Turkse staat afgekondigd en begon het haar inspanningen te concentreren op de ontwikkeling van democratische structuren in de gebieden die ze al controleerde. Sommigen hebben zich afgevraagd in hoeverre dit allemaal echt serieus genomen moest worden. Het is duidelijk dat er autoritaire elementen blijven bestaan. Maar wat er is gebeurd in Rojava, waar de Syrische revolutie de Koerdische radicalen de kans gaf om dergelijke experimenten in een groot aaneengesloten gebied in praktijk te brengen, laat zien dat dit meer is dan alleen maar retoriek. Raden, comité’s en volksmilities zijn gevormd, bezittingen van het regime zijn overgedragen aan coöperaties in zelfbeheer en dat alles ondanks voortdurende aanvallen van de extreem-rechtse krachten van ISIS. De resultaten voldoen aan elke definitie van een sociale revolutie. In het Midden-Oosten zijn deze inspanningen, op zijn minst, opgevallen: vooral nadat strijdkrachten van de PKK en uit Rojava met succes intervenieerden en zich
vechtend een weg baanden door grondgebied gecontroleerd door ISIS in Irak om duizenden Yezidi-vluchtelingen, gestrand op de berg Sinjar, te redden, nadat de lokale peshmerga’s de benen hadden genomen. Deze acties werden op grote schaal gevierd in de regio, maar kreeg opmerkelijk bijna geen aandacht in de Europese of Noord-Amerikaanse pers.
David Graeber in Waarom negeert de wereld de revolutionaire Koerden in Syrië? (Hydra)
“De wereld” negeert Kobane helemaal niet. “De wereld” misbruikt de tragedie daar – waar ze met de handen op de rug, ach en wee roepend, naar kijkt – om voor méér luchtaanvallen, en straks ook grondtroepen en weet ik wat, te pleiten in haar oorlog tegen IS . Links moet, in haar inzet om werkelijke solidariteit met Koerdische en andere vrijheidsstrijders te organiseren, zich zeer scherp afbakenen tegen die ‘wereld” die de onze niet is, en waarvan IS een onaangenaam maar niet uitzonderlijk onderdeel is. Voor Graeber is Kobane een nieuw Barcelona 1936. Elders op de Dorbraak-site noemt Bülent Yilmaz het een nieuw Stalingrad. Maar in de politieke discussie dreigt Kobane te functioneren als een nieuw klein België 1914, of een nieuw arm Koeweit 1990: een interventie-excuus. Laten we ons niet door onze teréchte begaanheid met de tragedie in Kohane laten meeslepen in de richting van wéér linkse steun van wéér een grote, onder humanitaire retoriek overladen, oorlog. I feel an angry blog piece coming up, geloof ik.