Waarom tonen we onze persoonlijke kwetsbaarheden zo weinig in de anti-racismebeweging?

Wat doet anti-racisme met je in de persoonlijke sfeer?
Wat doet anti-racisme met je in de persoonlijke sfeer?

Vorige week publiceerden we het artikel “Een poster van het Nederlands elftal aan mijn muur? Nooit!” van Doorbraker Emek Egeli op onze website. Toevallig zat ik er zelf ook over te denken om eens te schrijven over mijn eigen ervaringen in de strijd tegen racisme. Die gaan in eerste instantie vooral over kwesties die spelen binnen de anti-racismebeweging. In onze politieke analyses, bij onze discussies en tijdens onze acties tegen alle zorgwekkende ontwikkelingen lijken we weinig stil te staan bij de effecten op de persoonlijke sfeer van de mensen die die analyses maken, die het woord voeren bij de discussies en die deelnemen aan de acties en de voorbereidingen daarvan.

Maar jouw stuk, Emek, doet me beseffen dat ik meer aspecten mis in het racismedebat. In het hele debat lijkt het vooral te gaan over de boze gevoelens van mensen over en weer, maar lijkt er weinig aandacht te worden besteed aan wat racisme daadwerkelijk doet met mensen die de negatieve ervaringen ervan moeten ondervinden. We hebben het over “daders” en “slachtoffers” en we zijn bezig met het problematiseren van racisme, maar lijken het (sociaal-)psychologische aspect te vergeten. Of we weten dit niet goed te concretiseren. Ik weet het niet. We hebben het ook bijna nooit over de angsten en onzekerheden van mensen die last hebben van racisme, of we lijken er niet voor open te willen staan om ze te begrijpen. Terwijl ze er aan beide kanten zijn: aan de ene kant de angsten en onzekerheden omtrent het verliezen van een bepaalde identiteit, aan de andere kant de angsten en onzekerheden rondom het aannemen van een (nieuwe) identiteit. Hier zit, denk ik, ook een soort wisselwerking in. Het verliezen van de ene identiteit maakt ruimte voor de andere identiteit, en andersom maakt het aannemen van een (nieuwe) identiteit ruimte voor het verliezen van een andere identiteit. Niet dat ik denk dat de ene niet kan bestaan naast de andere.

De bijdragen in deze racisme-discussie:

1. “Een poster van het Nederlands elftal aan mijn muur? Nooit!”, Emek Egeli.
2. “Waarom tonen we onze persoonlijke kwetsbaarheden zo weinig in de anti-racismebeweging?”, Deniz Devrim.
3. “Over de witte loodgieter en onze strijd tegen racisme”, Mehmet Kirmaci
4. “Waarom klassenstrijd niet zonder anti-racisme kan”, Emek Egeli

Patriarchaal

Ik vind dat ook een patriarchaal mankement, dat dualistisch denken. Alsof alles elkaar altijd moet uitsluiten en waarbij overlap voor onmogelijk wordt gehouden. Een samensmelting zou natuurlijk het mooiste zijn. Wanneer ik het lastig vond om mezelf te positioneren binnen twee verschillende culturen, zei mijn moeder altijd dat ik moest beseffen in wat voor een gelukspositie ik me bevind, omdat ik het beste kan overnemen uit beide culturen en het me eigen kan maken. Ze heeft me helaas nooit verteld hoe ik dat dan moet doen. Daarnaast denk ik ook dat we allebei verschillende interpretaties geven aan wat we dan “het beste” vinden aan beide culturen.

Dit brengt me bij mijn volgende punt. Ik lees heel duidelijk uit je verhaal, Emek, dat het gaat om een mannelijk perspectief. Ik denk tijdens het schrijven van een stuk over racisme, of welk ander ingewikkeld onderwerp dan ook, niet alleen aan wat “witte” mensen ervan zullen denken, maar ook aan wat mannen, andere vrouwen, hoger opgeleiden, rijken en de niet-westerse gemeenschap, met name de Turkse, waar we beiden uitkomen, ervan zullen denken. Zelfs nu hoor ik mezelf denken: moet ik dit wel schrijven? Weet ik er wel genoeg over? Sla ik de plank niet mis? Mis ik een belangrijk punt? Zullen mensen me niet een irritante, om aandacht vragende vrouw vinden?

Emoties

Tot op zekere hoogte kan ik je volgen in je verhaal en is het zelfs erg herkenbaar. Als je vertelt over je “lagere” schooladvies bijvoorbeeld. Ook ik kreeg een havo-advies, terwijl ik een hoge CITO-score had. Terwijl ik al sinds groep vijf vooruit liep op de rest van de klas en daarom al sinds die leeftijd extra opdrachten kreeg om me meer uit te dagen. Terwijl mijn docenten me al vanaf die leeftijd vertelden dat ik me goed zou kunnen ontplooien op het Atheneum. Toch adviseerden mijn twee “witte” mannelijke docenten dat ik beter kon beginnen in een havo/vwo-brugklas. Wat hun reden hiervoor was? Nou ja, havo zou dan wel te makkelijk voor me zijn, maar ze betwijfelden of ik het vwo wel aankon. Die twijfels had ik absoluut niet. Mijn moeder ook niet, maar wat had zij met haar gebrekkig Nederlands nou in te brengen tegen twee gezaghebbende mannen? Wist ze überhaupt wel dat ze iets – en zo ja, wat? – kon doen tegen dit advies? Ik probeerde wel uit te leggen aan mijn docenten dat ik het wel aankon en het heel graag wilde proberen, maar wie zou een snotneus serieus nemen? Net als een heleboel andere kinderen uit migrantengezinnen, want hoeveel voorbeelden ken ik wel niet van kinderen die groep acht nog een keer overdeden om in het volgende jaar een beter schooladvies te kunnen krijgen. Ouders kozen ervoor om hun kinderen liever een extra jaar op de basisschool te houden, zodat ze maar niet naar de “slechte middelbare school” hoefden waar bijna alle kinderen uit migrantengezinnen “belandden”.

Ik weet nog dat ik dit heel erg vond, omdat ik niet voorbereid was op dit advies. Het voelde alsof ik had gefaald. Een vernederend gevoel gaf het me. Het maakte me verdrietig en onzeker, maar tegelijkertijd frustreerde het me. Pas achteraf realiseer ik me dat misschien dat wel het moment was waarop ik besefte dat ik me niet alleen moest bewijzen tegenover mijn familie, maar ook tegenover een complexe maatschappij die ik nog niet goed kende en ook niet goed begreep. Wat ik mis in je verhaal, Emek, zijn soortgelijke emoties.

Kwetsbaar

Sterker nog, ik mis eigenlijk een heleboel emoties. Wat deed bijvoorbeeld de sociale druk die vanuit je familie kwam met jou? Jouw ouders, die je alsmaar vertelden dat je je best moest doen om een betere maatschappelijke positie te bemachtigen dan zij? Dat je altijd een stap achterliep op je Nederlandse vrienden en klasgenoten en daarom extra je best moest doen om je te bewijzen? Of wanneer het je niet lukte om een brief van de gemeente, de Belastingdienst, je school, of de werkgever van je ouders, tantes, ooms, oma’s, opa’s, kennissen et cetera te begrijpen en te vertalen? Wat het met je deed als deze mensen dan ook nog eens niet wilden begrijpen waarom jij, als beter Nederlands sprekende, niet eens een brief kon ontcijferen? Wat dacht je bijvoorbeeld van ouders die boos werden, omdat je geen zin had om mee te gaan naar het zoveelste ouder- of rapportgesprek van een van je broers of zussen en niet te vergeten dat van jouzelf? En zo kan ik wel even doorgaan. Misschien komen niet al deze situaties je bekend voor, misschien heb jij tal van andere voorbeelden. Maar ik kan me niet goed voorstellen dat het weinig met je deed. Wat ik eigenlijk probeer te zeggen, is dat ik me niet goed kan voorstellen waarom je alleen maar een activistische stem zou willen geven aan onze gevoelens van onderdrukking en niet ook een emotionele stem. Die van verdriet, verontwaardiging, neerslachtigheid, onzekerheid en angst, naast die van alleen maar boosheid, actiebereidheid, strijdbaarheid.

Waarom denken we überhaupt dat kwetsbare groepen mensen nog kwetsbaarder zullen worden wanneer zij deze kwetsbaarheden zouden tonen? Is dit omdat we denken dat het laten zien van kwetsbaarheid een zwakte is? Is dit omdat we denken dat het niet ten goede komt aan de zelfverzekerdheid van deze mensen? Zijn we dan niet ‘mannelijke waarden’ (autonomie, onafhankelijkheid en ja, zelfs rationaliteit) aan het overwaarderen en ‘vrouwelijke waarden’ (emotie, kwetsbaarheid, overgave) aan het onderwaarderen? Zijn we daarmee onze menselijke identiteit, die juist voor verbinding zou kunnen zorgen, niet aan het verloochenen? Ik denk stiekem ook wel eens: zijn we niet soms onnodig mensen aan het dehumaniseren door “slachtoffers” (onbewust/onopzettelijk) te reduceren tot “zwakkeren” in het hele verhaal en door “daders” te demoniseren? Allemaal vragen waar ik in mijn eentje geen antwoord op kan bedenken, en daarom vraag ik jou en anderen hierover mee te denken.

Racisme

Wat ik wel weet, is dat ik racisme anders heb ervaren dan jij. Lange tijd was ik zelfs in de veronderstelling dat ik helemaal niet in aanraking kwam met racisme. Mij werd immers niet verteld dat ik me “een Nederlander” moest voelen, daar werd al vanuit gegaan. Ik zag er namelijk wèl “wit” genoeg uit. Ik ging namelijk wèl veel met “witte Nederlanders” om en ik kwam juist wèl op plekken waar “niet-witte Nederlanders” niet of nauwelijks kwamen. Ik deed wèl dingen die alleen van “witte Nederlanders” werden verwacht. Veel van die “witte” vrienden heb ik zelfs nog steeds. Ik sprak wèl accentloos Nederlands en zelfs beter Nederlands dan de meeste van mijn “witte” vrienden. Mij werd niet verteld mijn burgerschap op te eisen, maar juist dat ik er al bij hoorde en al “goed genoeg meedeed in de maatschappij”. Ik was wèl verwesterd genoeg. Dat gaf mij een superioriteitsgevoel ten opzichte van andere “niet-witte Nederlanders”. Dat maakte dat ik me niet hoefde te bekommeren over problemen rondom racisme. Sterker nog, ik maakte daar niet eens een probleem van. Totdat ik besefte dat het diezelfde “witte” mensen waren die voor mij bepaalden dat ik erbij mocht horen. Totdat ik besefte dat ook ik niet vrij ben van racistische, seksistische en andere discriminatoire gedachten.

Ik kan me dus niet goed voorstellen wat verdachtmaking alleen vanwege je uiterlijk met je doet. Wel kan ik en wil ik graag luisteren naar deze emoties alvorens we op zoek gaan naar een oplossing. Daarbij daag ik je uit om eerlijk te zijn en je kwetsbaar op te stellen. Ik zal dan mijzelf uitdagen om zonder vooroordelen naar je te luisteren. Laten we daar eens de tijd voor nemen!

Deniz Devrim