Wie zijn wij om anderen welkom te heten?
Wat al te vaak vergeten wordt, is dat armen eeuwenlang werden opgesloten in zogenaamde work houses, hospitalen, bridewells, houses of correction, landloperkolonies en dergelijke meer. Binnen die instellingen moesten ze een regime ondergaan dat zonder meer kan omschreven worden als een terreurbewind. Ze werden gefolterd, gedwongen te werken en misbruikt. Het onderscheid tussen deserving en undeserving diende dus om een oorlog te voeren tegen de onderklassen in de samenleving. Naderhand werd het onderscheid tussen deserving en undeserving ook steeds meer geracialiseerd en geseksualiseerd. Witheid en genderdistincties speelden steeds meer een cruciale rol om deserving van undeserving te onderscheiden. Wat deze zeer summiere historische schets duidelijk maakt, is dat het onderverdelen van lagere klassen in zij die hulpbehoevend zijn en zij die moeten gestraft worden, bijdraagt tot een machtsconfiguratie die als doel had om onderscheid en ongelijkheid te reproduceren. We dienen ons daarbij goed te realiseren dat insluiting van de onderklassen in de samenleving door middel van liefdadigheid, medische hulp en educatie evenveel deel uitmaakte van die machtsconfiguratie als de gevangenis, het tehuis of de kolonie. Hulp en straf, deserving en undeserving, hulpbehoevend en crimineel mogen op het eerste zicht oppositioneel lijken, in werkelijkheid legitimeren ze elkaar en maken ze zodoende deel uit van een zelfde machtsconfiguratie. Uiteraard wordt het nu erg makkelijk om de parallel te zien tussen de distinctie migrant-vluchteling en deserving-undeserving. Het onderscheid tussen migrant en vluchteling is niks anders dan een hedendaagse hertaling van een onderscheid dat men eeuwenlang (en eigenlijk tot op vandaag) maakt. De vluchteling wordt aangezien als iemand die hulp verdient, de migrant als iemand wiens uitsluiting en zelfs bestraffing gelegitimeerd is. Het ultieme doel van de asielprocedure vandaag is vluchtelingen van immigranten scheiden, deserving van undeserving. Een enorm apparaat van ambtenaren wordt in stand gehouden om de individuele geschiedenissen van asielzoekers na te gaan. Wanneer asielzoekers erin slagen om zichzelf op waarachtige wijze te portretteren als slachtoffer dat hulp verdient, dan volgt er mogelijks een erkenning. Wanneer dat niet het geval is, volgt criminalisering. De hele machine van grenscontroles, van administraties, van kampen en politiediensten is gebaseerd op de ethische distincties tussen deserving en undeserving, vluchteling en migrant. Miljarden euro’s worden geïnvesteerd om dit onderscheid en de machtsverhoudingen die ermee samenhangen dag in dag uit te reproduceren. Ik vermoed dat het nu ook duidelijk is hoe problematisch het ethisch discours over migratie wel niet is. Onafhankelijk van welke positie je inneemt in dat vertoog, je eindigt steeds met het reproduceren van een staatslogica die het onderscheid tussen deserving en undeserving legitimeert en ook reproduceert. Het zogenaamde debat over migratie vandaag is in vrijwel alle gevallen een slechte parodie op die staatslogica: net zoals de staat voortdurend oordeelt over wie hulp verdient en wie gecriminaliseerd kan worden, doen deelnemers aan het maatschappelijke debat dat ook al te vaak. Ze stellen zich de facto op als rechters die menen te kunnen oordelen over het levenslot van anderen. Het dominante, ethische vertoog, zowel in zijn linkse als rechtse variant, is een vertoog dat slechts kan gevoerd worden vanuit een positie van witte dominantie.
Thomas Decreus in Wie zijn wij om anderen welkom te heten? (Dewereldmorgen)