Wij gingen onze eigen weg
Ze hadden het niet makkelijk, de revolutionaire socialisten tussen 1930 en 1950, van wie Henk Sneevliet de bekendste is geworden. Ze bepaalden hun eigen politieke richting: uitgetreden uit de communistische CPN en uit de sociaal-democratische SDAP vormden ze de Revolutionair Socialistische Arbeiders Partij (RSAP). “Wij gingen onze eigen weg” is de treffende titel van het boek van Ron Blom en Bart van der Steen over deze stroming.
Voor de oorlog werden de revolutionaire socialisten door CPN-ers in elkaar geslagen als ze op straat hun kranten verkochten. En door fascistische groeperingen uiteraard, want de revolutionaire socialisten ageerden van alle partijen het scherpst tegen het fascisme. In de oorlog vormden ze de eerste illegale groep, het Marx-Lenin-Luxemburg (MLL) Front, die door de nazi’s ter dood veroordeeld werd. Na de oorlog werd een van de geëxecuteerden door de Haagse CPN nog voor fascistenhulp uitgemaakt.
Blom en Van der Steen laten in hun boek vier mannen – ja, alleen mannen – aan het woord, strijders voor een democratisch en revolutionair socialisme: Fokke Bosman, Andries Dolleman, Henri Engelschman en Joop Flameling. Hun verhalen schetsen een levendig beeld van de radicale arbeidersbeweging voor, tijdens en na de oorlog. Ze waren zo’n beetje dag en nacht bezig met de strijd.
Dievenpad
Bosman uit de Zaanstreek leefde in zijn jeugd in grote armoede in de oude dichtbevolkte arbeiderswijken, waar een intense buurtcultuur samenging met een volks radicalisme. De ‘moderne’ vakbond (NVV) voor geschoolde en nette arbeiders met vaste contracten had hier weinig aanhang. Bosman leefde in de arbeiderscultuur van spontane stakingen en directe acties, waar een groot wantrouwen heerste tegenover politieke partijen en organisaties. Alleen het Nationaal Arbeids Secretariaat (NAS), de radicale vakbond waar later de communist Sneevliet het opperhoofd van werd, steunde hun acties en die bond had dan ook veel steun onder deze arbeiders. Bosman bracht zijn jonge jaren dan ook door in de anarchistische kringen van het NAS. Later, nadat hij als leider van een spontane staking werd ontslagen, was Bosman met zijn gezin helemaal brodeloos en ging hij kortstondig op het dievenpad: platen koper uit de Zaanse haven stelen en in Amsterdam verkopen. Daarna stortte hij zich in het Werklozen Agitatie Comité, en in 1919 sloot hij zich aan bij de communistische partij, waarvoor hij zelfs raadslid werd. Door het stalinisme en sommige overduidelijk onrealistische bevelen die de partijleden dienden uit te voeren, vertrok Bosman met een aantal andere communisten naar de RSP. De CPN trok vervolgens alles uit de kast om deze afvalligen het leven zuur te maken.
Meubelmaker Flameling uit Amersfoort probeerde de SDAP in actie te krijgen tegen het fascisme. Dat bleek nauwelijks te lukken, en hij stapte met duizenden andere SDAP-ers over naar de links-socialistische OSP. Politieprovocaties om Flameling en ander OSP-kader ertoe aan te zetten om zich te bewapenen ter verdediging tegen de NSB, mislukten maar net. Duitse vluchtelingen werden door OSP-netwerken geholpen in een tijd dat Hitler als “een bevriend staatshoofd” beschouwd werd.
Dat in 1935 de OSP en de RSP fuseerden tot de RSAP lag wel voor de hand, maar een groot succes is het niet geworden. Juist toen de partij zich electoraal leek te herstellen, kwam de oorlog naar Nederland en ging de partij ondergronds, enigszins voorbereid, dat wel. Het MLL Front bracht illegaal de Spartacus-krant uit die zich uiteraard richtte tegen de nazi’s, maar ook tegen de westerse kapitalisten en tegen Stalin die met Hitler een niet-aanvalspact had gesloten. Het MLL Front poogde zelfs Duitse soldaten over te halen om te deserteren.
China
Sneevliet was het kopstuk van de RSAP en het MLL Front. Hij genoot internationaal aanzien omdat hij de communistische partijen van China en Indonesië had helpen oprichten. Maar hij was ook een ontzettende stijfkop. Zo eiste hij dat partijleden een nummer van de Spartacus-krant zouden verspreiden waarin weer eens fel uitgehaald werd tegen het Hitler-Stalinpact, juist op de dag dat Hitlers troepen de Sowjet-Unie binnenvielen. Sneevliet weigerde elke discussie. De krant moest en zou verspreid worden. Flameling weigerde en stapte uit het MLL Front. Achteraf bezien heeft hem dat waarschijnlijk het leven gered. Hij vertelt in het boek uitgebreid over de aanloop en de organisatie van de Februaristaking van 1941 op zijn werk, de Fokkerfabriek in Utrecht.
Op 13 april 1942 werden 7 mensen van het MLL Front geëxecuteerd en dat betekende feitelijk het einde van de organisatie. Direct na de oorlog kwamen revolutionaire socialisten weer in aanvaring met de CPN. De door hun verzetsdaden populaire communistische partij wilde met de PvdA samen links Nederland gaan vertegenwoordigen. Van de communisten moest zelfs het Wilhelmus gezongen worden in plaats van de Internationale. Erger was dat de CPN probeerde de nieuwe en vrij radicale – en een tijdje de grootste! – vakbond EVC over te brengen naar de sociaal-democratische vakbond NVV. De revolutionaire socialisten zagen in de EVC juist een kans voor echte klassenstrijd. Maar zij werden door de communisten hardhandig uit die bond verwijderd.
PSP
De vier geportretteerde mannen hadden een zwaar leven vol strijd. Hun gezinsleven leed daar heftig onder, wat sommige ‘vrouwen van’ niet pikten. Na de oorlog was er van het revolutionaire socialisme lange tijd weinig over. Sommigen zochten in de CPN of de PvdA onderdak, en vonden in 1958 in de PSP wat meer van hun gading. Pas de strijdgolf van 1968 zette het revolutionair socialisme weer meer op de kaart.
“Wij gingen onze eigen weg” is niet alleen interessant vanwege de politieke kwesties, maar ook vanwege de persoonlijke verhalen. De mix van politiek en de invloed van hun keuzes op het gezinsleven en de manier waarop de mannen wisten te overleven in hachelijke situaties, maken het boek van Blom en Van der Steen een genot om te lezen.
“Wij gingen onze eigen weg”, Bart van der Steen en Ron Blom. Uitgeverij: Eburon, € 12,50. ISBN: 9789059724242.
Jeroen Breekveldt