Witmans heeft het maar moeilijk
Ik geloof namelijk niet dat het de bovenstaande mannen echt veel kan schelen of de Pieten groen of zwart zijn. Het gaat er hier om wie er de baas is. Het gaat hier om de ongeschreven etnocentrische wet dat witten dominant zijn en dominant moeten blijven. Lees “How can white Americans be free?” van Kartina Richardson. Zij heeft het over de eeuwenoude indoctrinatie in de VS waardoor de blanken denken ‘gewoon’ zijn, en de zwarten benoemen als degenen die afwijken. Zwarten hebben een ras. Blanken niet. Blanken zijn de norm. Ze zien zichzelf niet als groep (tot ze denken te worden aangevallen), ze zien zichzelf als individuen. Zwarten zijn een minderheid, die zich moet emanciperen, die zich moet aanpassen, die moeten integreren, die moeten zich nog bewijzen. Blanken hoeven niks, die zijn er al. Zo heb je kunst en zwarte kunst. Net zoals je literatuur hebt en vrouwenliteratuur. Zwarten (en vrouwen) zijn subjectief. Witte mannen niet, die staan boven het systeem, die kunnen objectief en onpartijdig bepalen of die zwarten (en die vrouwen) wel voldoende aangepast, geïntegreerd, geëmancipeerd zijn en ook nog hoe ze dat moeten doen. Geen moment komt het bij de witte mannen die ik hierboven citeerde op dat zij misschien niet de enige zijn met normen. Ze hebben al helemaal niet door hoe vanzelfsprekend superieur ze zich opstellen. Zoals Oudenampsen stelde: hoe de onafgesproken hiërarchie er uit ziet merk je pas op het moment dat die wordt aangetast. Door zwarten of door vrouwen die hun plaats niet kennen. Hoe groter de afweerreactie, hou duidelijker wordt hoe die onverdiende dominantie binnen die hiërarchie er uit ziet. Wanneer ik op een van die bekende reacties op het internet antwoord met “alweer een witte man die beslist wat racisme is”, kan ik rekenen op een furieuze uitbarsting. Hoe durf ik een witte man aan te spreken als witte man? Alsof zij deel van een etnische groep zijn? Een witte man aanspreken als witte man is racistisch! – krijg ik te horen. Is het niet het privilege van de dominante groep om anderen aan te spreken als groep? Is het niet het privilege van de gevestigden, van de mensen ‘zonder etniciteit’ en ‘zonder kleur’, om te mogen spreken namens het land, namens het volk, namens de burgers van Nederland, en te beslissen wat die (veelal hier geboren) nieuwkomers mogen vinden en willen? Wat denken die (zwarte) gasten wel? Dit is het werkelijke drama, niet alleen de razernij van de mannen onderaan de maatschappelijke ladder die het gevoel hebben niet te krijgen wat hen toekomt, en die nu nog meer in moeten leveren, maar ook dat de mannen bovenaan die ladder die zichzelf graag zien als ontwikkeld en progressief, er grote moeite mee hebben dat hun witte en mannelijke privileges op de tocht komen te staan.
Anja Meulenbelt in Witmans heeft het maar moeilijk (Anjameulenbelt.nl)