Zonder papieren: Proberen te ontsnappen uit het doolhof van een illegaal bestaan

Deze “Turk” is wél welkom in Leiden!
Deze “Turk” is wél welkom in Leiden!
Zo’n vijf jaar geleden leerde ik Mustafa, Hatice en hun illegaal gemaakte zoon Erhan kennen. Samen met een vriendin bezocht Hatice toen voor de eerste keer het inloopspreekuur van de Leidse steungroep De Fabel van de illegaal, wat in de loop der tijd leidde tot een behoorlijk intensief contact. Van betrekkelijk dichtbij maakte ik de vreselijke lijdensweg van het gezin mee. En ik zag ook hoe ze bleven vechten voor verblijfsrecht.

De 66-jarige Mustafa is geboren in Turkije. Hij kwam in 1970 naar Nederland, op uitnodiging van een Nederlandse baas. “Gastarbeiders” als Mustafa werden in die tijd nog welkom geheten om het vuile, zware en onderbetaalde werk op te knappen. In 1972 trouwde hij met Hatice, die een jaar later ook naar Nederland migreerde. Hij werkte eerst in een aardappelfabriek, vervolgens in de vleesindustrie en daarna bij een schoonmaakbedrijf. In 1995 werd hij ontslagen, omdat het bedrijf failliet ging. Uiteindelijk belandden Mustafa en Hatice in de bijstand.

Ze kregen vijf kinderen. In 1986 werd hun jongste zoon Erhan geboren, in Turkije. Daar was Hatice toen wegens het overlijden van haar vader. Een maand later kwam ze met haar baby weer terug naar Nederland. Alle controles en inentingen van Erhan vonden hier plaats. Hij werd ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie. Mustafa en Hatice meenden dat hij daarmee meteen ook verblijfsrecht had gekregen. “Niemand vertelde ons dat het anders in elkaar zat. Niemand maakte ons duidelijk dat we het niet goed hadden geregeld”, vertelt Hatice.

Schok

Erhan was al zeven jaar toen hij eindelijk begon te praten. Hij sprak als een kind van twee, waaruit bleek dat hij een flinke ontwikkelingsachterstand had. Mustafa en Hatice dachten dat het nuttig voor hem zou zijn als hij een tijdje in Turkije naar school zou gaan, omdat daar Turks wordt gesproken en het gezin thuis ook Turks sprak. Erhan woonde daarom van zijn zevende tot zijn tiende in Turkije, daarna weer in Nederland. Hij was inderdaad beter gaan praten. Toen hij 14 was, probeerden zijn ouders hem op een middelbare school geplaatst te krijgen. Bij de inschrijving bleek dat hij geen verblijfsrecht had. “Dat was een grote schok voor ons. We waren richting de autoriteiten van Nederland net zo met hem omgegaan als met onze andere kinderen. We hadden ook nooit problemen gehad aan de Nederlandse grens, bij de douane. We wisten niet wat er aan de hand was. Toen we naar de gemeente gingen om opheldering te vragen, bleek dat Erhan inmiddels al was uitgeschreven. Wij wisten nergens van”, legt Hatice uit. Blijkbaar verbleef haar zoon al zijn hele leven illegaal in Nederland.

Mustafa en Hatice schakelden een advocaat in, maar die pakte de zaak verkeerd aan. De verblijfsaanvraag werd afgewezen. Tot overmaat van ramp werd Erhan een paar jaar later ook nog opgepakt en opgesloten in een uitzetgevangenis. Daar zat hij zo’n acht maanden vast. Uiteindelijk werd hij weer vrijgelaten omdat de Nederlandse overheid van de Turkse overheid geen toestemming kreeg om hem uit te zetten. De gevangenschap en het leven in de illegaliteit hebben hem ernstig getraumatiseerd. Erhan lijdt er enorm onder dat hij ouders met de Nederlandse nationaliteit heeft die al 40 jaar het recht hebben om in Nederland te leven, terwijl hij wordt beschouwd en behandeld als een persoon die hier volgens de overheid niet mag zijn en die daarom wordt uitgesloten van de samenleving.

Bureaucraat

Een tijd geleden diende een andere, deskundiger advocaat een nieuwe verblijfsaanvraag voor Erhan in. Hij was inmiddels weliswaar volwassen geworden, maar in zijn ontwikkeling sterk achtergebleven. Ook had hij zware psychische problemen en bleef hij bijzonder afhankelijk van de hulp van zijn moeder. De IND hield doodleuk vol dat Mustafa, Hatice en Erhan hun bestaan maar in Turkije moesten voortzetten. De migratiedienst wilde Nederlandse ouders dus het land uitwijzen om elders ter wereld voor hun geestelijk uiterst kwetsbare zoon te gaan zorgen. Als dat zou gebeuren, dan was het risico levensgroot dat niet alleen Erhan, maar ook zijn ouders eraan onderdoor zouden gaan.

Nadat de IND ook de nieuwe aanvraag had afgewezen, kwam de zaak bij de rechter. Tijdens de zitting werd Erhan omringd door zijn moeder, allerlei hulpverleners en een aantal vrienden. Aan de andere kant van de rechtszaal zat een strak in het pak zittende bureaucraat volop moeite te doen om te voorkomen dat Erhan alsnog verblijfsrecht zou krijgen. De kille afstandelijkheid van de IND-er wekte mijn ergernis op. Toen hij na afloop van de zitting afscheid nam en handen ging schudden, draaide ik mijn rug naar hem toe. Onbeleefd zijn tegenover dit soort lieden was wel het minste dat ik kon doen. “Ik heb een goed gevoel over de rechter”, liet een van de vrienden van Erhan weten toen we naar buiten gingen. Anderen waren het met hem eens dat de rechter zich naar ons toe vriendelijk en tegemoetkomend leek te hebben opgesteld. “Maar het zou ook kunnen dat onze hoop ons verblindt”, bedacht ik me. “Afwachten maar”, zei ik tegen de vriend. “Over zes weken, als de beslissing van de rechter bekend wordt, weten we meer.”

Mustafa, Hatice en Erhan zijn schuilnamen.

Harry Westerink