Zonder papieren: “Zijn onze levens en zorgen dan zo onbelangrijk?” (longread)
Het verhaal van Gurucharan Singh: van gastarbeider tot illegale migrant. Ik woonde in de Punjab in India en het enige werk dat ik kende was de bouwvak. Mijn grootvader en vader zaten in hun tijd in de bouw. Vandaar dat het een voor de hand liggende beroepskeuze was voor mij. Vanaf 1978 werkte ik twaalf jaar in Dubai als metselaar. Ik hield van mijn werk en was gelukkig met mijn leven. Eens per jaar bezocht ik India een maand lang en was dan bij mijn ouders en vrienden. Ik verdiende genoeg om goed voor mijn ouders te kunnen zorgen. In 1990 kwam ik terug naar India, omdat er geen nieuwe bouwobjecten voor mijn bedrijf waren.
This text in English |
Toen ik terug was in India, begon ik als aannemer. Op aanvraag zette ik gebouwen neer. Mijn klanten leverden het bouwmateriaal en ik zorgde voor bouwvakkers. Nadat ik Puran Singh ontmoette, veranderde mijn leven; maar niet in de goede richting.
Van India naar Kazachstan, Kirgizië en de Caraïben
Ik was op zoek naar een gelegenheid om in het buitenland te werken om beter voor mijn ouders te kunnen zorgen. In die periode ontmoette ik Puran Singh, een koppelbaas, die vlak in de buurt woonde en ook een verre verwant van mij is. Hij werkte als ingenieur in de Carillion Company. Dit bedrijf krijgt contracten aangeboden van buitenlandse bouwmaatschappijen en levert arbeiders via koppelbazen. Een van die koppelbazen was Puran Singh. Als agent van de Carillion Company kreeg hij een aardig bedrag van mensen die in het buitenland wilden werken en die hij dan naar bouwobjecten van de Carillion Company stuurde.
Ik vroeg hem om werk. Hij vertelde me dat hij me aan zou nemen voor een project in Kazachstan en dat ik vijfhonderd dollar per maand zou verdienen. Hij vroeg 55 duizend roepies (elfhonderd US dollar) voor zijn bemiddeling. Hopend op een betere toekomst voor mijn familie, ging ik akkoord en slaagde ik erin het hele bedrag dat hij vroeg bij elkaar te krijgen.
Ik was metselaar in Kazachstan bij een bouwbedrijf, waar Puran Singh ook voor werkte als ingenieur. Na zes maanden kreeg ik te horen dat ik terug moest naar India, omdat het bouwproject klaar was. Ik voelde me bedrogen, dus ik zocht Puran Singh op en had een stevig gesprek met hem. Hij vertelde me dat als ik hem 25 duizend roepies zou betalen (vijfhonderd US dollar) hij me een ander buitenlands bouwobject zou geven waar ik zeshonderd dollar per maand zou verdienen. Ik ging er van uit dat hij mijn zorgen begreep en zodoende regelde ik het hele bedrag door geld te lenen van familie en vrienden en betaalde ik hem.
Ik werkte in Kirgizië op een bouwobject. Binnen een maand stuurde het bouwbedrijf me terug naar India, omdat het bedrijf problemen had met zijn partner. Ook de andere arbeiders werden teruggestuurd. Puran Singh volgde twee weken later.
Dit keer was ik echt kwaad, omdat ik voor de tweede keer bedrogen was. Ik sprak met Puran Singh en zei hem mijn geld terug te geven. Hij antwoordde me dat hij mijn geld niet terug kon geven, maar dat hij me in plaats daarvan een andere baan zou aanbieden.
Vijf maanden gingen voorbij en in die tijd kreeg ik een verkeersongeluk, waarbij mijn benen ernstig gewond raakten. Hoewel ik na vier maanden hersteld was van het ongeluk, kon ik niet langer werken als metselaar omdat er een stalen pen in een van mijn benen geplaatst was.
Na vier maanden ontmoette ik Puran Singh en vertelde ik hem over mijn situatie. Ik legde hem uit dat ik niet langer kon werken als metselaar en vroeg hem mij een andere functie te geven in een bouwobject. Hij vertelde me over een project in de Caraïben, waar ik voorman of opzichter kon worden. Hij zei me dat het salaris zevenhonderd dollar per maand bedroeg en hij vroeg 200 duizend roepies (vierduizend US dollar) voor dit nieuwe aanbod. Omdat ik na mijn operatie geen geld meer had, zei ik hem dat ik zo’n hoog bedrag niet zou kunnen betalen. Het lukte me het bedrag terug te brengen tot 150 duizend roepies (drieduizend US dollar).
Aangezien ik geen geld had, nam ik een lening van 40 duizend roepies bij de ICICI bank. Ik vroeg mijn beste vriend Jitendar Pal, ‘Mentu’, om hulp. Hij gaf me 130 duizend roepies (zesentwintighonderd US dollar). Met zijn hulp was ik in staat het overeengekomen bedrag van 150 duizend roepies aan Puran Singh te geven.
Hongerstaking in de Caraïben
Ik ken het gezegde “de geschiedenis herhaalt zich”. Maar ik had nooit kunnen bevroeden dat mijn strijd zoiets zou zijn.
Ik ging naar Anguilla in de Caraïben voor werk. Dit keer was het niet de contractperiode die verminderd werd, maar het loon. Ik had te horen gekregen dat ik zevenhonderd US dollar per maand zou krijgen, maar de eerste drie maanden zag ik helemaal geen geld, en toen ik later uitbetaald werd, bleek ik slechts driehonderdvijftig US dollar te krijgen.
De tachtig metselaars waar ik de opzichter van was, waren ook bedrogen. Zij kregen honderdzestig dollar per maand; ook slechts de helft van het beloofde bedrag. We waren allemaal letterlijk in tranen. We stelden Puran Singh op de hoogte, omdat hij onze koppelbaas was, ingenieur bij de Carillion Company en onze enige hoop op dit onbekende eiland.
We kregen trouwens ook geen goed eten. In ons voedsel en water zaten insecten. We hadden geen andere keus dan insecten te eten.
We besloten allemaal te protesteren. Vierhonderd arbeiders van andere koppelbazen waren ook bedrogen en zij deden met ons mee. Al deze arbeiders hadden land verkocht of geld geleend van familie, vrienden of onbekenden die ze rente moesten betalen. Het bouwbedrijf dat met de Carillion Company samenwerkte, vertelde ons dat we het geboden loon moesten accepteren of onze baan op moesten zeggen en naar India terugkeren.
Maar we konden onze baan niet opzeggen en ook geen lager salaris accepteren, omdat we in beide gevallen het geleende geld niet terug zouden kunnen betalen. Ik stelde Puran Singh op de hoogte, maar hij zei dat hij niks kon doen.
Om iets terug te doen tegen het onrecht dat ons was aangedaan, begonnen honderd arbeiders, waaronder ik, een actie tegen het bedrijf. Men zag mij als een bedreiging en ontsloeg mij. Ik vloog er als enige uit, omdat ik een vakbond opgericht had voor de arbeiders van alle koppelbazen samen en omdat ik de actieleider was.
Ik wist niet wat de toekomst voor me in petto had. Het bouwbedrijf kon me terugsturen naar India, maar ik wilde mijn recht. Daarom ging ik naar het Arbeidshof en vertelde over het onrecht dat het bedrijf me aangedaan had. Het hof luisterde vriendelijk naar mijn hele verhaal en vertelde me dat mij recht gedaan zou worden. Het zou ook mijn collega’s helpen.
Ik zocht mijn collega’s weer op en vertelde hen dat het Arbeidshof ons wilde helpen. De meesten waren bang hun baan te verliezen en naar India teruggestuurd te worden. Omdat ze zich zorgen maakten over hun familie, kozen ze ervoor om de situatie te accepteren. Slechts veertig van de vierhonderd arbeiders voelden ervoor om naar het hof te gaan voor hulp. Toen anderen zagen dat veertig arbeiders gezamenlijk optraden, beseften dat ze niet de enigen zouden zijn als ze zouden protesteren. Velen sloten zich alsnog aan.
Toen we optrokken naar het Hof, trachtten vijf mannen van het bouwbedrijf ons te stoppen. Maar aangezien zij met z’n vijven waren en wij met z’n tweehonderden, konden ze niet veel uitrichten. Omdat de kwestie groot in het nieuws kwam, wilde het bouwbedrijf wel naar onze problemen luisteren om tot een oplossing te komen. We kregen te horen dat de projectmanager ons wilde ontmoeten om onze problemen op te lossen.
Na drie dagen hadden we een gesprek met de projectmanager. Hij vertelde ons dat we een contract getekend hadden waarin stond dat een opzichter driehonderdvijftig dollar zou krijgen en een metselaar honderdzestig. En dat we dat bedrag gekregen hadden. We waren geschokt, omdat ons het dubbele beloofd was. Aangezien de meesten van ons weinig onderwijs hadden genoten, geloofden we wat onze koppelbazen ons gezegd hadden.
De projectmanager zei ook dat het bouwbedrijf onze overkomst uit India helemaal zelf geregeld had voor ons en geen cent van ons weggenomen had. We snapten toen dat onze koppelbazen ons hadden bedrogen. De projectmanager zei dat we geen andere keus hadden dan het aangeboden salaris te accepteren of te vertrekken, omdat we het contract getekend hadden. Hij kon in ieder geval niks voor ons doen.
We besloten de volgende morgen om tien uur in hongerstaking te gaan vlakbij het Arbeidshof, aangezien ik vertrouwd was met de principes van Gandhi en op een geweldloze manier wilde vechten. De hongerstaking was al gauw het gesprek van de dag op Anguilla en we kregen veel aandacht van het publiek. De mensen begrepen onze woede, omdat het normale loon daar honderd dollar per dag was en wij veel minder kregen. Toen ze van het onrecht hoorden, steunden ze ons en boden ze ons water en fruit aan. Aangezien we allemaal in hongerstaking waren om recht te krijgen, konden we dat niet aannemen, maar we waren dankbaar voor hun sympathie en bemoediging.
Ook de minister hoorde van onze situatie. Hij nodigde vijf van ons uit om ons verhaal te doen. Sommigen van ons die goed Engels spraken, legden de minister uit wat we allemaal doorstaan hadden. Hij gaf het Arbeidshof opdracht om alle details op te nemen en een regeling te treffen om ons te helpen. Vanuit de grond van mijn hart bedank ik het publiek, het hof en de minister voor hun hulp.
De minister besloot de Carillion Company, die samen met haar koppelbazen ons aangenomen had, weg te sturen omdat zij ons bedrogen had. Hij onderhandelde toen met het bouwbedrijf om ons allemaal rechtstreeks in dienst te nemen. Iedereen was blij omdat we nu het normale loon kregen, net als iedere burger van Anguilla. Onze werkdag werd drastisch teruggebracht van twaalf naar acht uur. We kregen ook vakantiedagen, wat wel het laatste was wat we van onze vorige werkgever, Carillion Company, verwacht hadden.
Uitgezet
De Carillion Company kon mijn bloed wel drinken, omdat ik de actie geleid had en erin geslaagd was om ons recht te krijgen, niet alleen voor mezelf, maar ook voor de andere vierhonderd werknemers. Het bedrijf leed iedere maand een verlies van ongeveer 65 duizend dollar. Het zocht een reden om me terug te laten sturen naar India. Om me het leven zuur te maken, probeerde de Carillion Company het bouwbedrijf wijs te maken dat ik niet goed kon werken, omdat ik aan mijn been geopereerd was en niet goed kon lopen. Maar aanvankelijk steunde het bouwbedrijf mij.
Sinds mijn ongeluk ging ik ieder jaar voor controle naar de dokter. Dat deed ik ook nu ik in de Caraïben was. Carillion gebruikte de verslagen van deze controles als bewijs dat ik niet in de bouw kon werken en naar India teruggestuurd moest worden. Uiteindelijk wist zij het bouwbedrijf daarvan te overtuigen. Het Arbeidshof protesteerde. Het drong erop aan dat het bouwbedrijf mijn verblijfsonkosten zou vergoeden en me pas daarna terug zou sturen. Dat deed het.
Nu was het zo geregeld dat Carillion Company-medewerkers, koppelbaas Puran Singh en ik samen met dezelfde vlucht terug zouden reizen naar India. Ik was erg bang, omdat ik ervan overtuigd was dat mensen van Carillion mij zouden vermoorden tijdens of na mijn terugkeer naar India, aangezien ze enorme financiële en reputatieschade hadden geleden. Maar ik had geen andere keus dan met de Carillion-mensen samen te reizen, omdat zij mijn paspoort hadden.
In deze situatie was al mijn hoop op God gevestigd. Ik was blij dat ik vierhonderd collega’s geholpen had om hun recht te krijgen en dat hun families er nu veel beter voor stonden wat betreft onderwijs, gezondheidszorg en welzijn. Hoewel het voor mij niet goed was uitgepakt, gaf het me veel voldoening dat vele anderen een mooie toekomst zouden hebben en dat ik hen daarbij had kunnen helpen. Maar zo nu en dan schoot de gedachte aan de dood door mij heen. Ook vroeg ik mij angstig af wat er van mijn kinderen, ouders en vrouw terecht zou komen, als ik er niet meer was.
Holland
In 2007 had het lot Holland, Nederland, voor me uitgekozen.
In Holland, op de luchthaven Schiphol, moesten we overstappen op een vliegtuig naar Dubai, om van daar naar Delhi te vliegen, de hoofdstad van India. Toen we landden op Schiphol nam mijn doodsangst toe en ik bad om hulp. Gelukkig ontmoette ik een Indiër op de luchthaven, aan wie ik mijn situatie kort kon beschrijven. Hij zei dat hij me niet echt kon helpen, omdat hij niet veel tijd had aangezien zijn vlucht al snel ging. Wel gaf hij me wat kleren en twintig euro. Hij raadde me aan om me in een wc te verstoppen tot mijn vliegtuig vertrokken was. Mijn vlucht was achttien uur later. Ik volgde zijn raad op en sloot me op in een toilet. Achttien uur sliep ik niet en had ik geen eten en water. Omdat mijn leven me lief was, zat ik mijn tijd uit, totdat mijn vliegtuig vertrokken zou zijn.
Drie dagen bleef ik op Schiphol, niet wetend wat te doen en waar naar toe te gaan. Ik gebruikte het geld dat de Indiase man me gegeven had en droeg zijn kleren. Na drie dagen was ik helemaal blut. Daarom ging ik naar de immigratiedienst en vroeg ik asiel aan. Omdat ik niet wist hoe ik in deze situatie moest handelen, veranderde ik mijn naam en verzon ik een verhaal om asiel te krijgen. “Ik ben Ram Singh en ik reisde met mijn koppelbaas. Maar ik ben hem op de luchthaven kwijtgeraakt en heb geen paspoort of andere officiële papieren. Daarom zou ik graag asiel krijgen.” Ik veranderde mijn naam van Gurucharan Singh in Ram Singh om mijn leven te redden. Ik wilde niet dat de immigratiedienst achter mijn gegevens zou komen en me naar India zou sturen, waar mijn agent of de Carillion Company mij zouden doden. Na mijn asielverzoek werd ik gearresteerd en naar een gevangenis gebracht op Schiphol.
Mijn leven als illegale migrant, behandeld als een nummer, niet als een mens
Ik had geen asiel gekregen en toen belandde ik in de gevangenis. Vier maanden gingen voorbij en op een dag holden bewakers en andere mensen in de gevangenis heen en weer. De bewakers zeiden me snel de ruimte te verlaten. Na mijn ongeluk kon ik niet meer hollen. Ik ging niet snel genoeg naar hun zin. Een bewaker duwde me en ik viel vier, vijf treden van een trap. Een van mijn vingers raakte ernstig gewond. Ik kon hem niet meer buigen. Dat is een blijvend letsel dat ik met me mee draag.
Later hoorde ik dat er twee jaar eerder brand was geweest in de Schiphol-gevangenis, op 26-27 oktober 2005. Daarbij vonden elf migranten de dood en vijftien raakten gewond. Om levens te sparen, oefende de gevangenis een ontruiming. Waarom hebben de bewakers ons niets gezegd van die oefening? Ik had hen dan verteld van mijn beschadigde been en had dan mijn vinger kunnen redden. De bewaker die me geduwd had, bood zijn verontschuldiging aan. Maar zal dat mijn vinger doen genezen? Nog steeds heb ik er dagelijks pijn aan. Ik zag na mijn verwonding geen advocaat of dokter en het enige medicijn dat ik kreeg was paracetamol tegen de pijn.
Na negen maanden kwam ik vrij en kreeg ik het bevel het land te verlaten. Ik wist niet waar ik heen moest. Ik kende hier niemand. Ik dacht aan Jitendar Pal Singh die me geld geleend had voor mijn baan in de Caraïben. Hij woonde in Frankrijk en ik had zijn adres. Ik had alleen maar veertig euro. Maar om in Frankrijk te komen had ik meer geld nodig en een plek om te leven totdat ik weg kon.
Twee dagen voordat ik vrij kwam, was Kapoor, een Indiër uit Delhi, vrijgelaten. Hij woonde in Rotterdam. Hij had mij zijn telefoonnummer gegeven. Ik vroeg hem om mij vijf dagen onderdak te verlenen in zijn huis om mijn reis naar Frankrijk te organiseren. Dat vond hij goed.
Ik nam contact op met Jitendar Pal Singh om hem in Frankrijk op te zoeken. Hij stuurde me tweehonderd euro. Ik gaf wat geld aan Kapoor voor de onkosten van mijn verblijf in zijn huis en vertrok naar Frankrijk. Aan de Franse grens werd ik aangehouden omdat ik geen paspoort of andere officiële documenten had en mij werd gevraagd het land te verlaten.
Omdat ik niet wist wat te doen, vroeg ik mijn vriend Jitendar Pal Singh om mij te helpen. Hij zei me naar Spanje te gaan. Hij gaf me wat geld voor de trein. In Spanje werd ik aangehouden en teruggestuurd naar Frankrijk.
In Frankrijk zat ik een maand in de gevangenis. Zij vroegen naar mijn gegevens. Uiteindelijk besloten ze me terug te sturen naar Holland, omdat ik daar asiel aangevraagd had. Toen zijn mijn vingerafdrukken afgenomen. Waar ik ook in Europa aangehouden word, de autoriteiten sturen mij terug naar de plek waar voor het eerst mijn vingerafdrukken zijn afgenomen. Zoals ik al zei: het lot had Holland voor me uitgekozen.
Voor de tweede keer in de gevangenis
Toen ik in Holland aankwam, werd ik naar de migrantengevangenis in Dordrecht gestuurd. Daar zat ik vier maanden. In de migrantengevangenis Zeist nog eens drie maanden. Ik begrijp niet waarom Holland me niet naar India gestuurd heeft, net zoals Frankrijk en Spanje me naar de plek gestuurd hebben waar ik vandaan kwam. Waarom kiest Holland er altijd voor illegale migranten gevangen te zetten? Dat kost toch alleen maar extra geld? Heeft Holland er voordeel bij om ons naar de gevangenis te sturen en ons eten en onderdak te bieden? Deze vragen blijven onbeantwoord.
In Dordrecht onderging ik een operatie aan mijn rechterbeen. Maar dat was geen succes, omdat ik na de operatie heftige pijn kreeg. Ik kon niet meer vrij lopen, maar had krukken nodig. Na tien dagen werden de krukken me afgenomen en ook na herhaaldelijk vragen kreeg ik geen krukken meer. In de winter nam de pijn erg toe, maar het enige medicijn dat ik kreeg was paracetamol; het medicijn dat ze hier geven voor elk gezondheidsprobleem.
Niemand had aandacht voor mijn beroerde situatie, maar ik bleef de gevangenisleiding vragen: “Waarom zit ik in de gevangenis en wat voor misdrijf heb ik begaan dat ik voor de tweede keer gevangen gezet word?”
Het was een zwaar geestelijk lijden en veel vragen bleven onbeantwoord. Andere illegale migranten ondergingen hetzelfde. Sommigen van hen braken stuk wat ze maar in handen konden krijgen, zoals de TV, een deur of een spiegel. Er waren veel van dergelijke incidenten.
In de gevangenis vertelde iemand me dat hij in een vrachtwagen door Holland reisde naar België om vandaar naar Engeland te gaan. Hij werd in Holland gepakt en negen maanden in de gevangenis gestopt.
Toen ik in andere landen aangehouden was, zoals in Frankrijk, werd ik teruggestuurd naar Holland omdat mijn eerste vingerafdrukken in Europa in Holland genomen waren. Waarom werd deze illegale migrant dan niet naar het Europese land gestuurd waar hij vandaan kwam en werd hij in Nederland negen maanden in de gevangenis gestopt? Als iemand echt in Holland zou willen blijven, waarom zou hij zich dan in een vrachtwagen blijven verstoppen, als hij al in Nederland was?
Het enige dat me in de gevangenis enigszins tot rust bracht, was het wekelijkse bezoek van wat vrijwilligers. Zij kwamen ons ontmoeten, brachten fruit mee en luisterden naar onze verhalen. Bij zo’n gelegenheid ontmoette ik Joop. Hij luisterde naar mijn verhaal van A tot Z en naar de geestelijke foltering die ik onderging, nu mijn kinderen, ouders en vrouw in India alleen waren. Het gaf me wat verlichting dat er tenminste één ziel was met een hart die begreep wat ik doormaakte.
Op een dag sprak ik met pastor Andries en vroeg hem of hij een plek wist waar ik naar toe kon als ik vrij kwam. Hij vroeg me of ik Joop kende en hem zou willen zien. Dat wou ik maar wat graag. Andries schreef Joop toen namens mij een e-mail.
Na 45 dagen kwam Joop me opzoeken. Hij begreep goed hoe moeilijk het was om mijn weg te vinden in een land waar ik de taal niet van kende. En hoe zwaar het me viel om zo weinig contact met mijn familie te hebben en niet zeker te weten of ik ooit nog mijn kinderen en vrouw terug zou zien. Hij beloofde mij iedere twee weken op te zoeken. Ik bedankte hem hartelijk voor zijn steun.
Joop stelde me dezelfde vraag als pastor Andries: “Waar ga je heen, als je vrij komt?” Daar had ik geen antwoord op. Hij gaf me zijn huisadres en telefoonnummer. Voor mijn gevoel waren Andries en Joop boodschappers van God.
Ik wil bij mijn familie wonen
Nu woon ik bij Joop in huis. Ik heb heel wat meegemaakt en wil terugkeren naar mijn land, India. Ik weet heel goed dat ik vermoord word, als ik terug ga naar mijn eigen stad, omdat Puran Singh mijn buurman is. Hij zal me zeker doden, als hij mij te pakken krijgt. Ik zal in een andere deelstaat gaan wonen, ver weg van mijn huis en daar weer beginnen met bouwen. Als ik wat geld verdiend heb, laat ik mijn familie uit de Punjab overkomen.
Nadat ik een zoon verloren heb in een verkeersongeluk, heb ik nu nog drie kinderen: een dochter en twee zoons. Ik moet geld verdienen voor het onderwijs van mijn kinderen. Dat is gestopt in 2007. Als vader heb ik ook de plicht om mijn dochter getrouwd te krijgen in een respectabele familie en als echtgenoot moet ik mijn vrouw een mooie toekomst schenken. Helemaal alleen heeft ze die jaren de zorg moeten dragen voor onze kinderen, zonder geld en steun van mijn kant.
Sinds 2007 heb ik mijn familie niet meer gezien. Ik kon de uitvaart van mijn beide ouders niet bijwonen. De laatste dagen van mijn ouders waren erg verdrietig. Iets dat je geen enkele vader of moeder toe zou wensen. Ze verlangden er zo naar mij te zien voor hun dood. Maar de dood haalde hen in, terwijl ik in Holland zat. Ik hoop in ieder geval de rest van mijn familie nog terug te zien.
Ik ben halverwege de vijftig, een leeftijd waarin mensen in mijn land hun plichten vervuld hebben en een vredig leven leiden. Ze bezoeken de tempel en spelen met hun kleinkinderen. Maar ik heb nog veel plichten te vervullen en mijn enige hoop is mijn zelfvertrouwen. Dat zegt me dat ik al mijn verplichtingen kan nakomen en in de toekomst gelukkig kan zijn met mijn familie.
Mijn vertrouwen in de toekomst is telkens weer op de proef gesteld. Nog onlangs, in augustus 2012, heb ik mijn zoon verloren. Ik heb hem vijf jaar geleden voor het laatst gezien toen ik in de Caraïben ging werken. Toen kon ik niet weten dat het de laatste keer zou zijn dat ik hem zag.
Ik zou hardop willen schreeuwen en mijn gevoelens met iemand willen delen. Maar ik glimlach altijd als ik mijn huis verlaat. Ik wil anderen niet tot last zijn en houd mijn gevoelens voor mezelf. Ik ga naar het park bij mijn huis en zie daar ouders met hun kinderen. Het doet me goed hen te zien spelen. Zo raakte ik ook bevriend met Claire, een van de andere bezoekers van het park. Zij is een nieuw leven op mijn pad.
Opnieuw in de gevangenis
Ik ging naar het kantoor van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) in Amsterdam. Ik had gehoord dat zij een vliegtuigticket voor me konden regelen en me konden helpen met een nieuwe start van mijn leven in India. Een medewerker van de IOM vertelde me dat ik officiële documenten nodig had en raadde me aan het verlies van mijn paspoort aan te geven bij de politie.
Ik deed zoals de IOM me geadviseerd had. De politie zei me na twee weken terug te komen. De vreemdelingenpolitie van Holland heeft me niet geholpen. Ze gaven me een brief en verlengden mijn verblijf telkens met twee weken. Zo verstreek de tijd.
Ik was al lang in Joops huis. Hij vroeg me niet langer dan zes maanden te blijven, omdat hij graag weer “een andere migrant wilde helpen om zijn weg te vinden in Nederland”. Dat kon ik begrijpen. Hij heeft me geholpen door me een ruimte te geven in dit onbekende land en was een van de weinigen die zich om me bekommerde. Ik wist niet wie ik om hulp kon vragen. Ik legde de situatie aan Claire voor en zij bood me aan me te helpen met onderdak in haar huis.
Ik woonde een maand in haar huis, toen ze me plotseling, midden in de nacht, vroeg om haar huis te verlaten. Ik was daar niet op voorbereid en begreep ook niet waarom ze zich zo gedroeg. Ik vroeg haar me de nacht nog te laten blijven en zei dat ik de volgende ochtend zou vertrekken. Zij belde echter de politie en ik werd gearresteerd en voor vier maanden in de migrantengevangenis van Zeist opgesloten. Daarna zat ik nog verschillende maanden op de gevangenisboten van Zaandam.
Toen ik vrij kwam, gaf de overheid me twaalfhonderd euro omdat de rechter vond dat ik te lang vastgehouden was. Dat incident, hoewel niet erg prettig, was nuttig voor mijn familie. Ik stuurde hen elfhonderd euro en hield honderd voor mezelf. Toen drong het tot me door dat ik sinds 2007 geen geld meer gestuurd had naar mijn familie.
Ik ontmoette Claire weer en vroeg haar waarom ze die nacht zo onbegrijpelijk gehandeld had. Daar had ze geen antwoord op en ze bood me opnieuw een plek aan in haar woning. Omdat ik niet wist waar naar toe te gaan, nam ik haar aanbod aan en verbleef ik bij haar.
Na een paar maanden belde ze opnieuw de politie en zat ik opnieuw zeven maanden vast in Zeist. Ik begreep niet waarom ze zich zo gedroeg. Uiteindelijk legde ik mijn situatie voor aan Joop. Die vond het goed dat ik weer in zijn huis kwam wonen en sindsdien ben ik daar.
Vijf jaar ben ik nu in Holland en ik ben zo vaak in de gevangenis gestopt. Iedere dag vraag ik me af voor welk misdrijf ik vijf keer gevangen gezet ben. Ik kan geen antwoord op die vraag vinden.
Verzoek om de Nederlandse wet aan te passen
Toen ik in de migrantengevangenis in Zeist zat, heb ik veel mensen ontmoet die waren gearresteerd omdat ze als illegale migrant in Holland waren. Zij verhaalden van hun geestelijke foltering in de gevangenis te zitten zonder een misdaad begaan te hebben. Een van hen vertelde iets dat me schokte. Een illegale migrant had, eenmaal teruggekeerd in zijn eigen land, twee Nederlanders doodgeschoten, uit woede omdat hij in Nederland in de gevangenis gezeten had.
Wat me vooral schokte, was dat dit niet een uitzonderlijk incident was, dat je niet serieus zou hoeven te nemen. Zoiets blijkt vaak te gebeuren met Nederlanders wanneer ze landen bezoeken als China, Marokko, Nigeria, Pakistan, Suriname of Sri Lanka. Wat me nog het meeste raakte, was dat onschuldige Nederlanders gestraft worden, die zich niet eens bewust zijn van onze situatie in de gevangenis.
Ik heb veel Nederlanders ontmoet, zoals Andries en Joop, die me lieten blijken me graag te mogen en die me goed geholpen hebben. Ik ben vaak in de gevangenis gestopt en ik zou de regering willen vragen om hun regels te herzien. Hoewel mijn verblijf in Holland niet prettig is, omdat ik geen papieren heb, zou ik niet graag willen dat onschuldige Nederlandse mensen moeten lijden omdat de Nederlandse wetten zo hardvochtig zijn voor ons. De Nederlandse wetten dienen herzien te worden om ons, maar ook het Nederlandse volk te beschermen.
Criminelen komen in Holland vrij na drie of zes maanden. Maar wij, illegale migranten, worden soms langer dan negen maanden in de gevangenis opgesloten. Vormen wij een grotere bedreiging voor de Nederlandse samenleving dan criminelen?
Ik geloof niet dat er een Europese wet is die gevangenschap langer dan acht maanden toestaat. Waarom zat ik dan negen maanden? Advocaten hebben ons niet echt geholpen. Zij zeggen dat we minstens zes maanden vast moeten zitten, voordat ze iets kunnen ondernemen. In Frankrijk zat ik tien dagen in de gevangenis, omdat ik geen documenten had. Mijn vraag is: “Waarom is er in Holland een minimum gevangenisperiode van zes maanden voor illegale migranten? En waarom ondernemen advocaten niks de eerste zes maanden?”
Toen ik in de migrantengevangenis in Zeist zat, moest ik een keer naar de dokter. De bewakers wilden me handboeien aandoen. Ik verzocht hen dat niet te doen omdat het erg pijnlijk is. Ik had eerder in verschillende andere gevangenissen gezeten, waar die regel niet gold. De bewakers zeiden dat als ik geen handboeien wilde, ik niet naar de dokter kon.
Een dag later vertelden bewakers me dat ik tbc had. Aanvankelijk geloofde ik dat niet, omdat ik snapte dat het een truc was om me in de handboeien te krijgen. Ik had trouwens ook geen griep, hoestte niet en had geen koorts. Ze zeiden me een masker te dragen en ik moest acht dagen in een separatiecel. Ik verzocht hen mijn advocaat te mogen spreken, maar niemand luisterde. Ik werd bang en dacht: “Misschien heb ik wel echt tbc”. Ik wilde naar het ziekenhuis gaan om zekerheid te krijgen, omdat de angst als een berg in me groeide.
Toen ik bij de dokter kwam, vertelde deze me dat ik prima in orde was en dat er geen spoor van tbc te bekennen viel. Waarom moest ik dan acht dagen in een separatiecel blijven met een masker op? De gevangenis gaf me ook geen enkel document waaruit bleek waarom ik in de handboeien moest.
Er zijn nog veel andere situaties die ons angst bezorgen. Zo kreeg ik bijvoorbeeld eens een tabletje dat anders was dan wat ik gewoonlijk kreeg. Dat vertelde ik aan het afdelingshoofd, maar die zei me dat ik alleen de medicijnen kreeg die me voorgeschreven waren. Toen ik het tabletje nam, schoot mijn bloeddruk omhoog en begon ik te beven. Later kwam ik erachter dat dit tabletje aan iemand anders voorgeschreven was. Ik diende een klacht in tegen het afdelingshoofd, maar niemand luisterde naar me en er werd geen actie ondernomen tegen hem. Het afdelingshoofd zei later “sorry”. Maar is één woord genoeg voor al de angst die ik had uit te staan?
Een Iraniër die drie cellen verderop zat, sneed zijn polsen door om zichzelf om het leven te brengen, omdat hij de geestelijke spanning niet langer aan kon. De dokter slaagde erin zijn leven te redden, maar zou dat hem werkelijk weerhouden van een volgende poging? Er was ook een Indiër die zelfmoord trachtte te plegen en eveneens door een dokter gered werd. Er was een man uit Sri Lanka die twee cellen verderop zat. Hij sneed zijn polsen door en slaagde erin zich van het leven te beroven.
De meeste mensen in Holland weten niet dat zoveel migranten in de gevangenis een zelfmoordpoging doen door de enorme geestelijke druk en dat er heel wat van hen sterven.
Een Nepalese student in een cel vlakbij zat al vijf maanden vast. Hij was zo gefrustreerd over wat hem werd aangedaan dat hij zei dat hij deze mensen wel eens een lesje zou leren als ze naar zijn land zouden komen. Niet alleen wij worden op die manier het slachtoffer van dergelijke wetten, maar ook onschuldige Nederlanders. De regering kweekt criminelen in de gevangenis, terwijl de bedoeling toch is dat criminelen in de gevangenis gestopt worden en niet dat ze daar gekweekt worden.
In de gevangenis zitten we zestien uur per dag in onze cel opgesloten: van zes uur ’s avonds tot de volgende ochtend acht uur; van twaalf tot een uur ’s middags en van vier tot vijf in de middag.
Na al het onrecht mogen we maar twee zinnen zeggen
Als we naar de rechtbank moeten, gaan we met een groepje van ongeveer vijf gevangenen. We moeten allemaal een uur of acht wachten, voordat onze zaak voorkomt. We krijgen alleen wat brood en sap om de acht uur door te komen.
Als onze zaak voorkomt, zien we een rechter, een tolk en twee advocaten. Een daarvan is er speciaal om ons bij te staan. De advocaat die aangesteld is om ons te verdedigen, neemt het nooit voor ons op en wijzelf krijgen alleen toestemming om twee zinnen te zeggen om onze hele situatie te beschrijven. Kunnen de problemen die wij in Holland ondervinden in slechts twee zinnen uitgedrukt worden? Ik geloof dat de rechtszitting expres zo beroerd gemaakt is dat niemand het in zijn hoofd zal halen nog een keer naar de rechtbank te komen.
Bij alle keren dat ik in de gevangenis terecht kwam, heb ik nooit te horen gekregen hoe lang ik vast zou zitten. Datzelfde geldt ook voor andere illegale migranten. We worden gevangen gezet zonder ons te zeggen wanneer we weer vrij komen. In Holland is het wettelijk verplicht op ieder product in de supermarkt de houdbaarheidsdatum te vermelden. Maar is er geen wet die zegt tot welke datum wij vastgehouden zullen worden? Zijn onze levens en onze zorgen dan zo onbelangrijk? Zelfs mensen waarvan bewezen is dat ze misdaden hebben begaan, weten wanneer ze vrij komen. Waarom krijgen wij dat dan niet te weten? Waarom worden we slechter behandeld dan misdadigers? Is dat alleen maar omdat zij papieren hebben en wij niet?
Hoewel mijn strijd in Holland erg zwaar en vermoeiend was, ben ik Joop, Andries, meneer Freek, Claire, Matlina en de Indiase gemeenschap dankbaar voor het ondersteunen van een complete vreemdeling als ik.
Gurucharan Singh, eind 2012.
Meer informatie over Carillion PLC en Anguilla.
In deze brief is 1 us dollar 50 Indiase roepies.
De namen Andries, Claire en Joop zijn gefingeerd.
Met dank aan Priyadarshini Mohan die het verhaal van meneer Singh noteerde en van het Hindi vertaalde in het Engels.