De Fabel van de illegaal 97/98, winter 2009
Auteur: Harry Westerink
Promotiecampagne voor koloniale houwdegen Witte de With
Gehaat en gevreesd door zijn minderen, gemeden door zijn gelijken en in voortdurend conflict met zijn meerderen. Zo werd altijd aangekeken tegen de botte en eerzuchtige zeebonk en vechtersbaas Witte de With. Toch is 2009 uitgeroepen tot Witte de With-jaar, waarin de vice-admiraal net zo verheerlijkt wordt als zijn bekendere tijdgenoten Piet Hein, Maarten Tromp en Michiel de Ruyter.
Boek van Witte de With-fan Anne Doedens.
|
De With is een van de vele “zeehelden” uit de “Gouden Eeuw” die in dienst van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) en de West-Indische Compagnie (WIC) de belangen van de koloniale grootmacht Nederland verdedigden en de Nederlandse slavenhandel mede mogelijk maakten. Hij werd in 1599 geboren vlakbij Den Briel. Zijn ouders waren mennonieten en strikte pacifisten. In 1610 liet hij zich door een calvinistische predikant dopen, waarna hij zich niet meer geweldloos hoefde te gedragen. Na allerlei mislukte baantjes aan wal ging hij in 1616 als kajuitsjongen de zee op. Hij werd hofmeester en lijfwacht van de koloniale bloedjas Jan Pieterszoon Coen en klom al snel op in de marinehiërarchie.
In 1623 hield hij een strooptocht langs de westkust van Amerika en voer hij over de Stille Oceaan naar de Nederlandse gebiedsdelen in “de Oost”. De discipline op zijn schip was zo streng dat een deel van de bemanning deserteerde naar een onbewoond eiland. In Nederlands-Indië aangekomen voerde hij een zeer gewelddadige strafexpeditie uit tegen de bewoners van het Molukse eiland Ternate. Van de VOC moest hij namelijk een monopoliepositie afdwingen in de kruidnagelhandel. Hij liet op plantages tienduizenden kruidnagelbomen vernielen. Dat deed de VOC vaker om de prijzen van specerijen hoog te houden en handelaren te straffen die zich niet aan het VOC-monopolie hielden.
Lafbek
In 1628 werd De With de hoofdkapitein van de vloot van Piet Hein. Hij deed mee aan het stelen van de Spaanse zilvervloot, die in totaal - omgerekend - bijna 120 miljoen euro opbracht. Het zilver en de andere kostbaarheden hadden de Spaanse kolonialen op hun beurt weer geroofd van de inheemse bevolking van Zuid-Amerika. Met het geld van de zilvervloot begon de WIC de koloniale macht van Spanje en Portugal te ondermijnen. In 1630 veroverde een WIC-leger een groot deel van Brazilië op de Portugezen. De Nederlanders kwamen zo in het bezit van de vele suikerrietplantages. De suikerproductie was afhankelijk van de slavernij en slavenhandel, en in 1635 namen de Nederlanders die ook over.
De diefstal van de zilvervloot door Hein en De With werd in de volksmond al gauw de hemel ingeprezen en kwam later in de koloniale geschiedschrijving te boek te staan als een uitzonderlijke heldendaad. Maar De With zelf was ontevreden. Hij kreeg 500 gulden, en dat vond hij te weinig voor zijn cruciale rol in het jatwerk. Hij wilde meer geld en erkenning. In 1637 werd hij benoemd tot vice-admiraal van Holland en West-Friesland. Hij begon steeds meer ruzie maken met zijn collega’s, waaronder de Zeeuwse vice-admiraal Johan Evertsen en zijn eeuwige rivaal Maarten Tromp. “Ik walg als ik van hem hoor spreken, en zag hem liever hangen dan eten”, zei hij over Evertsen. Vanaf 1640 verscheen er een reeks pamfletten, deels anoniem, deels onder De Withs naam, waarin Tromp werd belasterd en bespot. Tegenover zijn ondergeschikten gedroeg De With zich nog lomper. Nog voor het begin van het zoveelste zeegevecht met koloniale tegenstanders beschuldigde hij zijn kapiteins meteen al van lafheid. “Er is in Holland nog hout genoeg om voor iedere lafbek een galg op te richten”, liet hij weten.
In 1647 werd hij er met zesduizend man op uitgestuurd om Nederlands-Brazilië te behouden en de koloniale tegenstander Portugal een lesje te leren. Hij wilde de Portugezen ter plekke meteen op zee aanvallen, maar de koloniale machthebbers wezen dat onbesuisde optreden af. De With keerde daarop zonder toestemming terug naar Nederland. Hij diende nog liever de sultan van Turkije, zei hij, dan de WIC op die “hongerberg” die Nederlands-Brazilië volgens hem was. Hij beklaagde zich bij de Staten-Generaal zo fel over zijn opdrachtgevers dat hij in de boeien werd geslagen. Hij werd daarop vervolgd wegens plichtsverzuim en kreeg straf. Vanaf 1652 vocht hij vaak tegen Engelse vloten, waarbij hij tot zijn grote woede zijn leeftijds- en stadsgenoot Tromp boven zich in de marinehiërarchie moest dulden. Zo maakte hij zich meer en meer onmogelijk bij de hele vloottop. In de loop der jaren werd zijn reputatie steeds slechter, ook bij het lagere vlootpersoneel. Hij stond zo slecht bekend om zijn uiterst strenge orde en tucht dat hij vaak niet genoeg zeelieden voor zijn schepen bij elkaar wist te krijgen en daardoor regelmatig onderbezet moest uitvaren. In 1658 werd hij bij een zeeslag met een Zweedse vloot doodgeschoten. Hij werd begraven in een opzichtig praalgraf in de Rotterdamse Laurenskerk.
Hoofdgedeelte van het grafmonument van Witte de With in de Laurenskerk in Rotterdam.
|
Lijfstraffen
Zo’n lompe houwdegen lijkt niet bepaald het ideale type voor een nieuw feestje rond het Nederlandse koloniale verleden. Toch heeft historicus en VVD-gemeenteraadslid Anne Doedens daartoe het initiatief genomen. Eerdere promotiecampagnes voor het Nederlandse kolonialisme kwamen ook van de VVD. Kamerlid Enric Hessing stond aan de wieg van “de viering” in 2002 van “400 jaar VOC” (1) en Kamerlid Zsolt Szabo maakte zich sterk voor het Michiel de Ruyter-herdenkingsjaar in 2007.(2) Het De With-jaar vormt de zoveelste poging in korte tijd om de smerige geschiedenis van het kolonialisme wit te wassen. Deze keer gaan de initiatiefnemers zelfs verder dan de toch al zo ronkende koloniale geschiedschrijving van vroeger eeuwen. Nu wordt namelijk een man opgehemeld die zelfs door nogal wat tijdgenoten werd bekritiseerd om zijn moeilijke karakter, zijn extreme agressie, zijn meedogenloze lijfstraffen, zijn eerzucht om de baas te zijn en beroemd te worden, en zijn torenhoge en levenslange ruzies in de vloottop.
Doedens wil “een herwaardering” van De With. Hij heeft de biografie “Witte de With 1599-1658” geschreven, en ook de inleiding bij het scheepsjournaal “Op jacht naar Spaans zilver”. Hij is “ontzettend opgelucht” dat de organisatie van het herdenkingsjaar van de grond is gekomen. “Het was een hele klus om zo ver te komen, en er moet nog veel gebeuren. Maar het is gelukt om mensen te vinden die net zo enthousiast zijn over de geschiedenis van Witte de With als ik.” Uit krantenkoppen als “Vice-admiraal Witte de With krijgt alsnog zijn eerbetoon” en “Miskend redder van de Nederlandse vloot”, en betitelingen als “ondergewaardeerde zeeheld” en “kloeke Hollandse ontdekkingsreiziger” blijkt hoe klakkeloos Doedens’ jubelverhaal over De With wordt overgenomen. “Witte de With mag dan een vreselijk mens geweest zijn, Doedens weet een man neer te zetten waarvoor je in de tijd gezien toch sympathie krijgt”, aldus een journalist die een voordracht van de VVD-er in een boekhandel bijwoonde. Doedens eert De With als de enige “zeeheld” die in de zeventiende eeuw de hele wereld doorvoer en die Piet Hein heeft getipt dat de te stelen zilvervloot in aantocht was. De al eeuwenlang gereproduceerde nationalistische propaganda over “de gewonnen zilvervloot” krijgt met het De With-jaar een extra impuls.
Het herdenkingsjaar duurt van 8 november 2008 tot 31 oktober 2009. Als symbolisch begin voer het Utrechtse Statenjacht naar Rotterdam om burgemeester Ivo Opstelten het eerste exemplaar van “Op jacht naar Spaans zilver” aan te bieden. Aan boord van dat jacht, een historische reconstructie van een VOC-schip, bevonden zich marine-officieren, burgemeesters en andere hotemetoten. Op de historische scheepswerf De Delft in Rotterdam wordt gedurende het De With-jaar een ander oorlogsschip herbouwd, namelijk De Delft. Leerlingen houtbewerking doen daar werkervaring op door een soortgelijk schip te maken als die waarop De With muitende bemanning liet geselen en kielhalen. Het herdenkingsjaar wordt verder opgeluisterd met tentoonstellingen, themaweekenden en festivals. “Het was toch een Rotterdammer om trots op te zijn”, aldus het stadschauvinisme van de havenstad, dat met het De With-jaar extra toeristen hoopt te kunnen lokken.
Noten
Terug