De Fabel van de illegaal 50/51, voorjaar 2002
Auteur: Ellen de Waard
Seksueel geweld ook probleem in vluchtelingencentra
Begin december 2001 kopte de Volkskrant dat vrouwen en jonge meiden in asielzoekerscentra fysiek en seksueel worden belaagd. Kritiek kwam er van hulpverleners, slachtoffers en een enkele politicus. Terecht werd gesteld dat het opvangbeleid de onveiligheid versterkt. Maar ook werd gesuggereerd dat seksueel geweld in andere culturen "normaler" zou zijn.
Al in 1996 werd er met verontwaardiging gesproken over het feit dat tientallen minderjarige vrouwelijke vluchtelingen uit opvangcentra verdwenen en in de prostitutie belandden. VluchtelingenWerk reageerde laconiek. De staatssecretaris van Justitie beweerde dat veel meisjes gewoon bij familie introkken. Ze suste daarmee de ophef en ontkende het probleem.1 Vier jaar later laaide de discussie opnieuw op na berichten dat met name minderjarige Nigeriaanse vluchtelingen slachtoffer van vrouwenhandel werden. Al snel belandden de vrouwen zelf in de beklaagdenbank.2 Sindsdien groeit de kritiek op de onveilige situatie van vrouwen en meiden in opvangcentra.
Gedwongen prostitutie
Iedereen die met vrouwelijke vluchtelingen spreekt, kent de verhalen. Vooral de alleenstaande vrouwen zijn vaak doelwit van mannen in asielzoekerscentra (azc's), die seksuele betrekkingen willen aangaan, seksueel intimideren en in de ergste gevallen seks afdwingen. Vrouwen barricaderen 's nachts de deur van hun slaapkamer met stoelen en kasten, en ramen worden angstvallig gesloten gehouden. Douches en toiletten worden het liefst in gezelschap bezocht.
Alleenstaande minderjarige asielzoeksters (ama's) worden in toenemende mate slachtoffer. Samah, een belangenorganisatie voor ama's, "weet dat er soms bordelen in azc's ontstaan".3 Meisjes, en in mindere mate jongens, verdwijnen uit de opvang en belanden nogal eens in de prostitutie, meestal door toedoen van pooiers van buiten de azc's. Ook zijn er enkele gevallen bekend van kinderen en jongeren die door het azc-personeel zijn misbruikt.
In de berichtgeving over het geweld en de onveiligheid komen twee typen verklaringen naar voren. De eerste is van technische aard. Het personeel stelt dat de grootschaligheid van de projecten en het afgeschermd zijn van de bewoonde wereld anonimiteit en onveiligheid met zich meebrengen. Op centra met honderden bewoners is vaak slechts 1 portier, 1 bewaker en 1 arts beschikbaar, en in principe kan iedereen de centra vrij in- en uitlopen. Bovendien is er recentelijk op de begeleiding van de vluchtelingen bezuinigd. Op 50 vluchtelingen staat nu 1 begeleider. Ook jongeren komen op steeds jongere leeftijd terecht in de grootschalige volwassenenopvang met zijn geringe begeleiding. Kritiek is er dan ook op de achterliggende politieke motivatie van de bezuinigingen, namelijk dat de opvang steeds meer gericht is op afschrikking en uitwijzing in plaats van op acceptatie en integratie.
Seksisme
Een andere verklaring voor de onveiligheid wordt gezocht in de achtergrond en afkomst van de daders en de slachtoffers. In het algemeen is er verschrikkelijk veel stress in azc's. De meesten hebben onder de vreselijkste omstandigheden huis en haard moeten verlaten, en worden nu opeengepakt in azc's aan hun lot overgelaten. José Helling, een maatschappelijk werkster die in azc's werkt, laat zich er op een ambivalente manier over uit. Dat aanranding en verkrachting aan de orde van de dag zijn in de asielopvang, vindt ze sterk overdreven. Wel is de sfeer in potentie bedreigend, met name voor vrouwen, zegt ze. De situatie kan langzaam escaleren door "iedere nacht kloppen op ramen waarachter vrouwen slapen, het vernielen van fietsen, bedreigingen en fysiek geweld. Het moet heel erg worden, voordat er wordt gehandeld en zo'n vrouw elders terecht kan. Vrijwel allemaal hebben ze te maken gehad met geweld in het land van herkomst. Het zijn vrouwen die de voetstappen van hun verkrachters nog horen. Zoiets telt mee: juist daarom zijn ze zo bang." 4 Enerzijds lijkt Helling de angsten van vrouwen terecht te vinden, maar anderzijds suggereert ze dat ze overgevoelig zijn.
In het Leidse opvangcentrum Nieuweroord vroegen in 2001 6 ama's om een abortus. Daardoor kwam het seksueel misbruik aan het licht van zowel medebewoners als mannen van buiten het azc. De meiden voelden zich verkracht, maar dat kon niet worden bewezen.5 Agnes Verhulst, medewerkster van vluchtelingengezondheidsorganisatie Pharos, meende in reactie daarop dat een deel van de verkrachtingen terug te voeren zou zijn op de "cultuur" van herkomstlanden waar vrouwenrechten niet bestaan. Maar ook op de ervaringen van jongens die veel geweld hebben meegemaakt en soms kindsoldaten zijn geweest. Zo komt Verhulst tot de dubieuze conclusie: "Ik kan me wel verplaatsen in zo'n potente knul, die alleen is en die veel heeft meegemaakt. Die vindt verkrachting geen grote misdaad." 6 In plaats van de daders in bescherming te nemen, zou Verhulst zich eens beter in de meiden moeten inleven. Die hebben ook veel meegemaakt, en worden dan ook nog eens verkracht, op een plek waar ze dachten veilig te zijn.
Het is schandalig dat een hulpverleenster geweld tegen vrouwen zo vergoelijkt. Bij het opvangen van slachtoffers van seksueel geweld is het juist belangrijk om te erkennen hoe ernstig het ondervonden geweld is. Hulpverleensters als Verhulst lijken een bepaald niveau van bedreiging en geweld gewoon te vinden. Dat kan een teken van afstomping zijn: het geweld is zo alledaags dat het meer en meer als normaal ervaren wordt. Geweld dat in de rest van de Nederlandse samenleving onacceptabel zou worden geacht, wordt in het opvangcentrum nauwelijks nog als een probleem gezien. Zo wordt ook de indruk gewekt dat mannen uit niet-westerse landen nu eenmaal gewelddadiger en seksistischer zouden zijn.
Symptoombestrijding
Hulpverleners en politici zoeken de oplossing vooral in meer begeleiding en aandacht, in kleinschaligheid, in verplaatsing naar de bewoonde wereld, maar ook in meer bewaking en meer controle met pasjes en camera's. Ook worden belaagde vrouwen soms overgeplaatst naar andere centra. Dat is om meerdere redenen een kwalijke zaak. "De vrouw krijgt altijd de schuld",3 zeggen vrouwelijke vluchtelingen, omdat ze moeten wijken voor de mannen en het vertrouwde moeten achterlaten. Daarom zijn veel vrouwen ook terughoudend bij het klagen over seksueel geweld. Door schaamte en schuldgevoelens durven de meeste vrouwen er sowieso al niet over te praten. De mannen op hun beurt ervaren het tegenovergestelde. Die worden misschien bestraffend toegesproken, maar kunnen vervolgens gewoon op hun stek blijven.
Bovendien worden de vrouwen zo vogelvrij verklaard. Zij hebben eerder moeten vluchten voor geweld en krijgen opnieuw geen bescherming van de autoriteiten. De vluchtelingenopvang faalt dan volledig. Zo gaat het overigens ook buiten het azc. Ook daar worden mishandelde en bedreigde vrouwen en kinderen gedwongen om te vluchten uit de vertrouwde omgeving, en komen de mannen er over het algemeen met een reprimande van af. Het wordt ook in de opvangcentra niet geproblematiseerd dat mannen hun agressie op anderen botvieren, en dominantiegevoelens ten aanzien van vrouwen omzetten in seksueel geweld. De oplossing wordt dan ook nauwelijks gezocht in het inzichtelijk maken van seksisme, noch bij mannen, noch bij vrouwen. Vrouwen krijgen geen weerbaarheid aangeleerd. Blijkbaar wordt geweld tegen vrouwen als een natuurfenomeen beschouwd, en niet als iets waar aan gewerkt kan en moet worden.
Brandje blussen
De kritiek van de hulpverleners en politici zou best weer eens van tijdelijke aard kunnen blijken. De overheid probeert het brandje meestal te blussen en vervolgens de kwestie te negeren. Staatssecretaris van Justitie Kalsbeek en minister van Volksgezondheid Borst hebben niet gereageerd op een brandbrief die Pharos in maart 2001 stuurde over de onveiligheid en het geweld tegen vrouwen op de azc's. PvdA-Kamerlid Middel heeft dan wel kritische vragen aan zijn partijgenoot Kalsbeek gesteld, maar legt zich er ook bij neer. "Nu is er minder personeel gekomen, want het hele asielbeleid is gericht op terugkeer. Het wordt er niet beter op." 7 Het is niet te verwachten dat deze kwestie ooit fundamenteel aangepakt zal worden. Want enerzijds is geweld tegen vrouwen en meisjes een structureel probleem in alle culturen, en anderzijds vult de overheid de opvang van vluchtelingen zo minimaal mogelijk in, in de hoop een afschrikkende werking te hebben op nieuwe vluchtelingen en migranten.
Noten