De Fabel van de illegaal 59, zomer 2003
Auteur: Harry Westerink
Administratieve apartheid in het onderwijs
Volgens internationale verdragen hebben ook illegaal gemaakte kinderen recht op onderwijs. Maar de overheid belemmert hen steeds meer de toegang tot school. Aldus het recente onderzoeksrapport "Tussen recht en realiteit", dat beleidsmakers echter ook van informatie voorziet waarmee ze hun uitsluitingsbeleid verder kunnen uitbouwen.
Het onderzoek is uitgevoerd door de Nederlandse afdeling van de internationale kinderrechtenorganisatie Defence for Children International (DCI), in samenwerking met Cordaid, een van de grootste internationale ontwikkelingsorganisaties. Hoewel illegaal gemaakte kinderen tot hun achttiende naar school mogen, hebben ze geen recht op studiefinanciering en andere vergoedingen van studiekosten. Het leven in de illegaliteit staat goed en regelmatig onderwijs flink in de weg. Illegaal gemaakte kinderen en hun ouders moeten noodgedwongen vaak verhuizen, waardoor schoolbezoek erg lastig wordt. Bovendien weten de ouders soms niet dat hun kinderen recht op onderwijs hebben, en zijn ze bang om als illegaal bekend te worden. De kinderen leven dan ook voortdurend onder druk van dreigende uitzetting en gebrek aan eerste levensvoorzieningen.
Scholen met "achterstandsleerlingen" krijgen extra geld van de overheid, als ze tenminste officiële papieren van die leerlingen kunnen overleggen, zoals een Nederlands paspoort of een uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie. Tot die "achterstandsleerlingen" rekent de overheid vooral allochtone kinderen. Kunnen scholen dergelijke documenten niet laten zien aan ambtenaren van het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, dan krijgen ze geen extra geld en personeel. Illegaal gemaakte kinderen leveren scholen daarom geen extra inkomsten op, wat voor sommige scholen de reden is om die kinderen dan te weigeren. De meeste scholen geven illegaal gemaakte leerlingen wel op bij het ministerie, maar dan als gewone leerling waarvoor ze geen extra geld ontvangen. De kosten om taalachterstand weg te werken betalen de scholen dan uit eigen zak. Men benadrukt daarbij dat grotere aantallen illegaal gemaakte leerlingen veel financiële problemen met zich mee zullen brengen. De meeste scholen laten illegaal gemaakte kinderen dan ook maar mondjesmaat toe.
Onderwijsnummer
Per 1 februari 2002 is de Wet Onderwijsnummer aangenomen. Die wet bepaalt dat elke leerling "een persoonsgebonden nummer" moet krijgen. Kinderen vanaf 3 jaar en 6 maanden krijgen voortaan een brief van de Belastingdienst met hun sofi-nummer. Dat nummer moet worden doorgegeven aan de school. Voor leerlingen die niet bij de Belastingdienst bekend zijn en geen eigen sofi-nummer hebben, zoals illegaal gemaakte kinderen, moeten de scholen een "onderwijsnummer" aanvragen bij de Informatie Beheer Groep (IB-groep). De overheid wil met het sofi-nummer en het onderwijsnummer alle leerlingen geregistreerd krijgen, om de scholen beter te kunnen controleren en vermeende fraude tegen te kunnen gaan. De IB-groep beheert de gegevens en levert die aan instellingen die daarvan gebruik mogen maken. De vreemdelingenpolitie mag dat volgens de wet niet. Scholen zijn niet verplicht om aan de politie door te geven dat een leerling illegaal in Nederland verblijft, ook niet als de politie ernaar vraagt. De overheid doet alsof alles fatsoenlijk is geregeld.
Maar het systeem van het onderwijsnummer naast het sofi-nummer leidt er hoe dan ook toe dat binnen het overheidsapparaat voortaan bekend is welke kinderen illegaal zijn. Leerlingen met een onderwijsnummer hebben immers geen sofi-nummer. En wie geen sofi-nummer heeft, heeft geen verblijfsvergunning. Een dergelijke registratie is dus levensgevaarlijk voor illegaal gemaakte leerlingen en hun ouders. "Het net wordt voor die kinderen steeds strakker aangespannen", aldus een schoolkracht. Een andere reactie: "Het wordt zo wel erg gemakkelijk om kinderen te traceren voor andere doeleinden." Ondanks de bezwaren van veel mensen in het onderwijs is de overheid in 2003 aan het proefdraaien met het onderwijsnummer.
Volgens de wet zijn ouders verplicht om hun kinderen naar school te laten gaan. Doen de kinderen dat niet, dan kunnen ze een proces-verbaal krijgen. Leerplichtambtenaren in diverse gemeenten blijken ook illegaal gemaakte leerlingen bij schoolverzuim een boete of een andere straf te geven, hoewel hen bekend is dat het verzuim wordt veroorzaakt door ziekte, angst en onzekerheid wegens het leven in de illegaliteit. Op school hebben deze kinderen vaak concentratie- en gedragsproblemen. Ze lopen met een groot geheim rond, hun illegaliteit, en raken daardoor teruggetrokken en depressief, zo blijkt uit het rapport. Het is een grof schandaal dat ze worden gestraft voor schoolverzuim dat het rechtstreekse gevolg is van het uitsluitingsbeleid van de overheid.
Overlevingsstrategieën
De onderzoekers van DCI stellen voor om een Onderwijskoppelingsfonds op te richten, in navolging van het Koppelingsfonds voor gezondheidszorg, dat is bestemd voor "medisch noodzakelijke zorg" aan illegaal gemaakte mensen. DCI en Cordaid willen dat de overheid geld uittrekt voor de kosten die illegaal gemaakte kinderen en hun ouders moeten maken dankzij het uitsluitingsbeleid in het onderwijs.
"Wie er even over nadenkt zal het met ons eens zijn: een kind kan niet illegaal zijn", stelt Cordaid-directeur Hans Kruijssen in het voorwoord van het rapport. Maar in het rijtje aanbevelingen van de onderzoekers ontbreekt de meest voor de hand liggende: maak kinderen niet illegaal. Het onderzoek brengt weliswaar de uitsluiting van illegaal gemaakte kinderen en hun ouders goed in beeld, maar levert de overheid ook concrete gegevens over de overlevingsstrategieën van illegalen en de ondersteuning die zij op heel wat scholen gelukkig nog steeds krijgen. Vanuit het oogpunt van hun ondersteuning is het ongewenst dat openbaar wordt gemaakt hoe sommige scholen de uitsluitingsregels van de overheid proberen te ontduiken, om zo toch nog behoorlijk onderwijs aan illegaal gemaakte kinderen te kunnen geven. De overheid zal dat soort "fraude" immers meteen willen bestrijden.
Illegalen hebben er belang bij dat voor de overheid onzichtbaar is en blijft hoe ze weten te overleven. Het zou onderzoekers van ngo's en universiteiten sieren als ze hiermee rekening zouden willen houden. In plaats van te wroeten in de leefwereld van illegalen en hun ondersteuners zouden betrokken onderzoekers juist informatie moeten aftappen van hen die het uitsluitingsbeleid bedenken en vormgeven.1 Dat komt de strijd tegen de administratieve apartheid pas werkelijk ten goede.
Noot