De Fabel van de illegaal 63, maart/april 2004
Auteur: Harry Westerink
Dit is de uitgebreide versie van dit artikel. Klik hier voor de korte versie.
Fundamentalistische ChristenUnie tegen zelfbeschikking
De ChristenUnie (CU) lijkt soms vriendelijker voor vluchtelingen dan het CDA. Daarom wordt de partij door sommigen als "christelijk-sociaal" omschreven. Maar de CU is principieel tegen zelfbeschikking en bestrijdt daarom alle verworvenheden van emancipatiebewegingen. Het streven van de partij is een "christelijke staat", "het behoud van de Nederlandse cultuur" en "het herstel van het gezin".
De ChristenUnie (CU) is in 2000 opgericht, nadat het Gereformeerd Politiek Verbond (GPV) en de Reformatorisch Politieke Federatie (RPF) hadden besloten om zichzelf op te heffen en samen te gaan in een nieuwe partij. Het GPV en de RPF waren afsplitsingen van de in 1879 opgerichte en later in het CDA opgegane Anti-Revolutionaire Partij (ARP). In 2003 stemden zo'n 200.000 mensen op de CU, die nu drie Tweede Kamerzetels heeft en ongeveer 27.000 partijleden. Grondlegger van "de anti-revolutionaire richting" in de Nederlandse politiek is Guillaume Groen van Prinsterer. Die leefde in de negentiende eeuw en keerde zich tegen de Franse Revolutie en alle andere vormen van opstand, zoals de onafhankelijkheidsstrijd van de Belgen in 1830. Net als het GPV en de RPF wil ook de CU vorm geven aan de politiek van Groen van Prinsterer.
De oorzaak van de Franse Revolutie lag volgens Groen van Prinsterer uiteindelijk "in het ongeloof van mensen, in het niet willen erkennen dat God oorsprong en doel van alle gezag is. Daarmee werd de weg geëffend voor de soevereiniteit van het volk en voor de uitbanning van God en godsdienst uit de publieke samenleving", stelt voormalig GPV-voorman Gert Schutte in zijn in 2003 gehouden Groen van Prinsterer-lezing.(1) Groen van Prinsterer verwierp het idee van "democratie", omdat het om "een ideologie van autonomie, vrijheid en gelijkheid" zou gaan.(2)
Geneigd tot het kwade
Roel Kuiper, CU partij-ideoloog en voormalig directeur van de mr. G. Groen van Prinsterer-stichting, het wetenschappelijk instituut van de CU, maakt duidelijk dat ook de CU zich verzet tegen "volkssoevereiniteit" en het streven naar autonomie. Kuiper schreef in opdracht van de partij twee "basisstudies", "Dienstbare samenleving" en "Dienstbare overheid", die de CU-visie weergeven op samenleving en overheid. "Uit naam van de vrijheid werd afscheid genomen van alle gezag dat niet uit mensen zelf voortkwam. Deze vrijheids- of autonomiebeleving ("ni dieu, ni maitre") wilde de macht brengen in de handen van het volk", wat de partij afkeurt. "De strijd tegen de idealen van de Franse Revolutie was echter geen bestrijding van de waarden van vrijheid en gelijkheid als zodanig", voegt Kuiper eraan toe. Voor protestanten namelijk die in vroeger eeuwen vochten tegen katholieke overheersing, "was vrijheid een groot goed geweest. Zij zochten bescherming voor de kerk van de Reformatie. Vrijheid had hier de betekenis: God kunnen dienen naar zijn Woord." (2) De CU eist de vrijheid dus wel op voor de eigen godsdienstige stroming, maar weigert "de vrijheid, gelijkheid en broederschap" van de Franse Revolutie te erkennen.
Met zijn afkeer van de Franse Revolutie staat de CU niet alleen. Ook de conservatieven van de Edmund Burke-stichting wijzen de verworvenheden van die revolutie af.(3) Vanwege ideologische overeenkomsten hebben de Burke-conservatieven toenadering gezocht tot de CU, wat leidde tot een nadere kennismaking met elkaars ideeën. "Het conservatisme als politieke stroming is met het christendom verbonden door zijn wantrouwen jegens de mens", aldus ex-VVD ideoloog en Burke-voorman Andreas Kinneging. "We zijn belast door de erfzonde en uit de scheppingsorde gevallen. Daarom zijn onze impulsen vaak verkeerd gericht." (4) Zowel de conservatieven als de CU-ers gaan ervan uit dat de mens voortdurend "geneigd is tot het kwade". Ze pleiten voor patriarchale speerpunten als "kuisheid", "nederigheid" en "het gezin als hoeksteen van de samenleving", en wijzen abortus, echtscheiding, en homoseksualiteit af. Er bleek echter ook een groot spanningsveld te bestaan tussen het overwegend seculiere karakter van het conservatieve gedachtegoed, dat zich mede baseert op niet-christelijke "wijsheid" en "tradities", en de exclusiviteit die de CU-ers aan "Gods Woord" toekennen. Dat staat verdergaande samenwerking in de weg, waardoor het streven van de Burke-conservatieven lijkt te zijn mislukt om samen met de CU te komen tot een bredere conservatieve partij voor christenen en niet-christenen.
Theocratisch ideaal
"De partijpolitieke kaart anno 2003 ziet er heel anders uit dan in de dagen van Groen", weet Schutte. "Maar van Groen hebben we geleerd dat het enige onderscheid dat echt ter zake doet, is dat tussen geloof en ongeloof, tussen de partij die het gezag van God en Zijn Woord aanvaardt en de partij die dit gezag verwerpt. Dat onderscheid stelt alle andere politieke inkleuringen in de schaduw. Laat anderen maar bakkeleien over de vraag of de ChristenUnie links of rechts is, conservatief of progressief. Dat soort discussies leidt de aandacht maar af van de hoofdvraag: wie staat centraal in de politiek, de mens en zijn belangen of Jezus Christus als de Koning der koningen, aan wie alle eer toekomt?" (1) Voor de CU draait het om "de Wet van God", die zou zijn samengevat in "de Tien Geboden" van de bijbel. "De Tien Geboden bevatten geen wetten die op eenzelfde niveau staan met de Grondwet en andere wetten. Het gezag van Gods geboden neemt niet af zodra de gewone wetgever iets heeft bepaald. De religieuze en morele claim van de Wet van God gaat dieper dan de juridische. Dat is het grote verschil tussen christelijke politiek en liberale of conservatieve politiek." (5) De CU streeft naar een "christelijke staat", naar een "overheid als dienares van God", een overheid die "de Wet van God" als uitgangspunt neemt van al het beleid. Daarin komt "het theocratisch perspectief" van de overheid tot uitdrukking, stelt de partij.(2)
"Liberalen willen scheiding van geloof en politiek. Het christelijke geloof dient naar de privé-sfeer gedrongen te worden om het overheidsbeleid door het liberale geloof te laten beheersen." (1) De CU is fel tegen een dergelijke "neutrale" en "ongelovige" overheid. Men wil "de publieke sfeer" weer christelijk maken, net als vroeger, toen de meerderheid van de bevolking christelijk was. Nu niet meer. Maar dat laat de partij koud, want de mening van "het volk" is toch ondergeschikt aan God en de bijbel: "Het is niet de meerderheid die beslissend is voor de vraag naar de betekenis (autoriteit) van de bijbelse geboden voor de publieke samenleving. Plato vroeg zich ook niet af of de Griekse bevolking instemde met zijn ideaal van de staat", aldus Kuiper, waarmee hij het theocratische karakter van de CU onderstreept.(5) Want in de visie van de CU zou niet "het volk" moeten regeren, maar God.
Met deze christelijke orthodoxie zet de CU zich af tegen de politiek van het CDA. Die partij zou namelijk teveel water bij de wijn doen door zich ook te baseren op niet-christelijke opvattingen en geen exclusiviteit te claimen voor "de bijbelse geboden". Zo zou het CDA rekening willen houden met de huidige "multiculturele samenleving". Terwijl de christen-democraten dus niet christelijk genoeg zouden zijn, schiet de Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP) (6) volgens de CU weer te ver door. De SGP brengt "het theocratisch ideaal" nadrukkelijk in praktijk door vrouwen niet verkiesbaar te stellen en andersgelovigen minder rechten toe te kennen. Van de CU mogen vrouwen wel de politiek in. De CU wil "niet een zijweg inslaan die van het streven naar een christelijke staat het streven naar een theocratie maakt, waarin de vrijheid van godsdienst en van onderwijs wordt voorbehouden aan de eigen en verwante groeperingen. Een christelijke staat zonder geestelijke vrijheid voor alle burgers is geen christelijke staat. Dat beseften Willem van Oranje in de 16de eeuw en Groen van Prinsterer drie eeuwen later. Dat besef zal ook de christelijke politiek van de 21ste eeuw moeten kenmerken", aldus Schutte.(1)
Bevoorrechte christenen
Schutte begrijpt "dat er spanning zit tussen het streven naar een christelijke overheid en het opkomen voor geestelijke vrijheid voor ieder". Hij probeert daarbij om de grens tussen de CU en de SGP scherp af te bakenen. "Als het gaat om de vrijheid van godsdienst gaan de wegen van SGP en ChristenUnie uiteen. De SGP wil wel vrijheid van geweten voor ieder, maar geen vrijheid van godsdienst. Het verschil tussen beide lijkt subtiel, maar is wezenlijk. Nederlanders die lid zijn van de Hervormde Kerk hebben in de ogen van de SGP meer rechten in de publieke samenleving dan moslims en hindoes. Kerken mogen gebouwd worden, moskeeën niet. Christenen mogen hun geloof openlijk beleven, moslims alleen in de privé-sfeer." (1)
Het verschil tussen "de christelijke staat" van de CU en "het theocratische ideaal" van de SGP is inderdaad subtiel, zo subtiel dat eerder de overeenkomsten dan de verschillen tussen beide partijstandpunten opvallen. Onder "het theocratisch ideaal" verstaat de SGP een overheid die gaat handelen naar "Gods Woord". "Maar om zo'n overheid gaat het de ChristenUnie nu juist ook", aldus Joop Hippe, medewerker van het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen, in het CU-studieblad "Denkwijzer".(7) "We gaan ervan uit", stelt CU-ideoloog Kuiper, "dat godsdienstige groeperingen hun vrijheid mogen beleven in de particuliere sfeer, maar dat de openbare sfeer gestempeld moet blijven door de publieke gerechtigheid die teruggaat op bijbelse openbaring. Maar is het mogelijk bijvoorbeeld de islam op te sluiten op particulier terrein?" Hij vindt het uitgangspunt dat het christendom in Nederland nog steeds bevoorrecht moet worden, blijkbaar doodgewoon. De ferme taal van Schutte over godsdienstvrijheid komt dan ook nogal schijnheilig over: "Wie wil waarschuwen tegen aantasting van de vrijheid van godsdienst in islamitische landen, moet in eigen land pal staan voor die vrijheid".(1) Ondanks de door CU-ers breed uitgemeten ideologische verschillen tussen hun partij en de SGP, gaat de CU met de SGP wel een lijstverbinding aan voor de verkiezingen voor het Europese parlement in 2004. De CU heeft er overigens actie voor gevoerd om in de nog in te voeren Europese Grondwet nadrukkelijk naar God te verwijzen. Zo probeert men het beeld te bevestigen dat Europa van oudsher christelijk is en ook moet blijven.
Volgens voormalig CU-campagneleider Joël Voordewind zou de CU veel meer moeten inspelen op het gegeven dat de partij aan christenen de voorrang geeft. "Mijn advies aan de partij", aldus Voordewind in 2003, "is om het roer nu radicaal om te gooien en de volgende campagne ons alleen nog maar te richten op de machtsvraag en waarom mensen toch op de ChristenUnie moeten stemmen en niet op het CDA." Als een van de belangrijkste reden noemt hij: "De ChristenUnie laat zich alleen vertegenwoordigen door christenen, het CDA ook door andere religies, lees moslims, hindoes en boeddhisten." Om dit soort verschillen "scherp neer te zetten, zullen we veel meer en veel feller in de aanval moeten gaan. Om de verschillen in het land tastbaar te maken zullen we veel meer een actiepartij moeten worden." (8) Wordt de CU-leus voor de volgende verkiezingen soms "Stem niet op een partij met moslims erin"?
Nederlands nationalisme
Het valt te verwachten dat de ultraconservatieve CU prat gaat op "de Nederlandse cultuur", waarbij men ook de monarchie en een verondersteld roemrucht christelijk verleden van Nederland verheerlijkt. "Onderliggende waarden" van "ons nationale leven" zouden "redelijkheid, inschikkelijkheid, billijkheid, communicatief vermogen en wederzijds respect" zijn. Daar zouden vooral de stromingen aan hebben bijgedragen waaruit de CU is voortgekomen. "In het verleden drukte het protestantse ethos zijn stempel op de Nederlandse samenleving. Nog altijd wordt gesproken over de betekenis van de geestelijke en culturele erfenis van dit "calvinistisch Nederland"." Inmiddels echter zouden "andere waarden hun stempel drukken op de Nederlandse samenleving: libertinisme, pragmatisme, hedonisme". Met haar kersttoespraken zou koningin Beatrix gelukkig nog wel in de bres springen voor "christelijke publieke waarden". "Juist tegenover het economisch pragmatisme, het functionalisme en het hedonisme wijst zij ieder jaar op waarden als nederigheid, barmhartigheid, naastenliefde, vergevingsgezindheid, vredelievendheid, solidariteit, religieuze ernst." (5) Als een van de rijkste uitvreters van Europa wil Beatrix het klootjesvolk zo af en toe inderdaad best wel eens duidelijk maken hoe ze zich dienen te gedragen.
De CU betreurt het dat "Nederland geen sterke traditie heeft als het gaat om een directe overdracht van morele waarden en overtuigingen van de zijde van de nationale overheid". Maar traditie of niet, de CU lift in elk geval mee met het "normen en waarden"-debat dat door het tweede kabinet Balkenende is ingezet. Die "normen en waarden" dienen voor de christelijke partijen doordrenkt te zijn van conservatisme en nationalisme. De CU wil paal en perk stellen aan "het doorgaande individualisme" in de samenleving door "de duurzame sociale structuren van kerk, gezin en staat" een grotere rol toe te kennen als zedenpredikers. "De samenleving verruwt en verarmt in sociaal opzicht, doordat de moraal van de markt en van de straat de overhand krijgt op de moraal" van een verondersteld knus en saamhorig kerk-, familie- en gemeenschapsleven van christelijke Nederlanders.(5)
Om de bevolking het fatsoen stevig in te prenten heeft in Gouda de CU-wethouder Piet van der Sluijs het initiatief genomen tot het opstellen van "gouden stadsregels", zoals "intimiderend rondhangen is asociaal", "spreek Nederlands, dan begrijpen we elkaar", "respecteer elkaar altijd", "pest, plaag en discrimineer niet" en "agenten zijn er voor ons allemaal, respect graag". De regels lijken onderling nogal tegenstrijdig te zijn. Hoe kun je immers iemand blijven respecteren, als die persoon anderen discrimineert? En getuigt het wel van respect om anderen te verplichten om in alle gevallen en met alle mensen steeds Nederlands te spreken? En waarom zou je ervan uitgaan dat de politie er "voor ons allemaal" is, als staatsracisme en jacht op illegalen de dagelijkse praktijk zijn? Helaas hebben al meer dan 100 gemeenten belangstelling voor het CU-project getoond. Ze willen op lokaal niveau "de discussie over normen en waarden nieuw leven inblazen". Zo denkt men bijvoorbeeld aan "een stadsetiquette", "een lijst van omgangsvormen" en "het overbrengen van normen en waarden via theatervoorstellingen".(9)
Ook op landelijk niveau wil de CU "asociaal gedrag" gaan aanpakken, en wel via het idee van een "doe normaal!-bevel" en een "ik doe normaal-contract". De CU-Kamerfractie introduceert daarmee de Nederlandse variant op vergelijkbaar Brits beleid om "overlast" en "verloedering" te bestrijden. Het "doe normaal!-bevel" is "een strafrechtelijke maatregel waarmee iemand wordt verplicht om zich gedurende een bepaalde periode te onthouden van asociaal gedrag". Met een "ik doe normaal-contract" "beloven overlastplegers dat zij zich gedurende een overeengekomen periode beter zullen gedragen". De CU beschouwt dit voorstel als een aanvulling op preventief fouilleren en cameratoezicht, omdat de politie niet voldoende bevoegdheden zou hebben om "asociaal gedrag" tegen te gaan.(10) "Asociaal gedrag" lijkt de CU uitsluitend te koppelen aan "hangjongeren" op straat, en niet aan bijvoorbeeld bedrijven die het milieu vernietigen of aan rijken die rijker worden door armen armer te maken.
Elfstedentocht
De CU heeft een extreem statische benadering van "culturen". Elke "cultuur" zou zijn eigen grammatica hebben, ook de Nederlandse. In die "grammatica" zou men niet zomaar onderdelen kunnen wijzigen zonder de structuur ervan aan te tasten. "Regelmatig vinden er discussies plaats over de aanpassingen die in de Nederlandse samenleving nodig zouden zijn vanwege de aanwezigheid van grote groepen minderheden, ieder met een eigen godsdienst en cultuur. De islam doet met meer dan een half miljoen aanhangers zijn invloed gelden in de publieke samenleving. De ramadan en het afsluitende suikerfeest beginnen al voor de gemiddelde Nederlander een herkenbaar jaarlijks ritueel te worden. Voor de ramadan bestaat begrip, minder begrip is er voor de incidenten waarin sprake is van bloedwraak en afrekeningen binnen de eigen gemeenschap. Ook de visie op vrouwen en de huwelijkspraktijk, waarin patriarchale patronen doorwerken, kan niet op publieke bijval rekenen." Zo probeert de niet minder patriarchale CU patriarchale machtsverhoudingen eenzijdig in de schoenen van de islam en "allochtone culturen" te schuiven.
Volgens de CU dreigt "multiculturaliteit" als een breekijzer "de Nederlandse cultuur" uit de weg te ruimen, terwijl tegenover "allochtonen" juist "de Nederlandse tradities en praktijken" benadrukt zouden moeten worden. Daarbij denkt de CU aan "Prinsjesdag, de Elfstedentocht, christelijke feestdagen, het Wilhelmus, en de zondag". En ook aan "de neiging tot consensus en de afkeer van het gebruik van geweld om onderlinge meningsverschillen te beslechten" en aan "waarden als arbeidzaamheid, gelijkwaardigheid van man en vrouw, publieke verantwoordelijkheidszin, godsdienstige verdraagzaamheid, moreel besef." (5) Mede door het christendom zouden deze "waarden" hun ingang hebben gevonden in de Nederlandse samenleving. De CU gaat gemakshalve maar voorbij aan 2000 jaar christelijke haat tegen joden, vrouwen, homo's en ongelovigen.
Wijkplaats
"Het opkomen voor de vreemdeling is een christelijke plicht", stelt het CU-verkiezingsmanifest "Samen leven naar bijbelse waarden". "Voor politieke vluchtelingen of mensen die om hun godsdienst worden vervolgd, moet er een wijkplaats zijn, anders zouden wij meewerken aan hun onderdrukking." Het zijn dit soort op zich niet onaardig klinkende frases die de CU het predikaat "christelijk-sociaal" of zelfs "christelijk-links" hebben opgeleverd. De CU heeft zo het imago gekregen van een vluchtelingvriendelijkere christelijke partij dan bijvoorbeeld het CDA. Aansluitend stelt het manifest echter: "De opvang van vluchtelingen en de toetsing van asielaanvragen moet plaatsvinden in de regio waar vluchtelingen vandaan komen. Nederland kan niet onbeperkt mensen opnemen." (11)
Net als andere partijen en organisaties maakt ook de CU reclame voor "vrijwillige terugkeer", zonder het in feite gedwongen karakter daarvan te benoemen.(12) "Goede terugkeerprogramma's kunnen een moeizame terugkeer lichter maken. Asielzoekers hebben recht op snelle besluitvorming. En in de wachttijd mogen ze aan het werk of naar school, maar zonder sociale zekerheidsrechten op te bouwen. Wie mag blijven, moet inburgeren. Beheersing van het Nederlands en kennis van de Nederlandse cultuur en historie is een vanzelfsprekende eis." Ook met dit soort standpunten sluit de CU naadloos aan bij het keiharde "vreemdelingenbeleid" van de gevestigde partijen.(11)
De CU noemt democratie "een grote verworvenheid". Maar men waarschuwt voortdurend tegen het veronderstelde gevaar van "vergroting" van "de autonomie van individuen en groepen", zoals "de wijze waarop homoseksuelen hun "gelijke behandeling" hebben afgedwongen". "Christelijke politiek heeft geen problemen met democratie als vormgeving van volksinvloed", stelt Kuiper. Maar die politiek verzet zich wel "tegen opvattingen die van de democratie een ideologie van de gelijkheid maken. Artikel 1 van de Grondwet, waarin "het gelijkheidsbeginsel" is neergelegd, geeft daar voedsel aan. Ook de Wet Gelijke Behandeling uit 1992 is niet geheel los van ideologische vooroordelen. De acceptatie van en liefde voor medeburgers hoeft nog niet te betekenen dat we instemmen met zijn of haar seksuele voorkeur, levensstijl of religieuze overtuiging. Het hoeft ook niet te betekenen dat we daar helemaal niets meer over zouden mogen zeggen. In Zweden bestaat sinds kort wetgeving die een publieke afkeuring van de homoseksualiteit als levenspraktijk verbiedt, zelfs als dat gebeurt met bijbelse argumenten. Zo verdringt de ideologie van de gelijkheid de vrijheid van meningsuiting en vrijheid van godsdienstig belijden." (2)
De CU eist voor zichzelf het recht op om homo's en lesbo's te kunnen discrimineren. In 1996 kwam RPF-Kamerlid en later CU-fractievoorzitter Leen van Dijke in opspraak omdat hij homo's op een lijn had gesteld met dieven. Volgens de bijbel zou homoseksualiteit namelijk net als diefstal een zonde zijn. "Wij christenen hebben een geweldig kwalijke eigenschap ontwikkeld: we brengen ten onrechte gradaties aan in Gods geboden. Alsof je erg en minder erg hebt!", aldus Van Dijke.(13) Uiteindelijk sprak de rechter hem vrij, omdat de uitspraak was gedaan in het kader van een geloofsovertuiging. Op zichzelf - dus zonder de context van een religie - zou de uitlating wel een strafbaar feit hebben opgeleverd. Een vrijbrief om onder het mom van godsdienstvrijheid anderen onbelemmerd te kunnen beledigen en uitsluiten. Zou Van Dijke als pleger van overlast voor homo's niet in aanmerking moeten komen voor een "doe normaal!-bevel" en een "ik doe normaal-contract"?
Noten