De Fabel van de illegaal 92, mei/juni 2008

Auteur: Harry Westerink


Op bezoek in de Alphense illegalenbajes

De activist Philip van Dalen (1) bezoekt mensen zonder papieren in de Alphense illegalenbajes. Een impressie van zijn ervaringen binnen de muren van dit monument van apartheid.


Alphense illegalenbajes. (Foto: Eric Krebbers)
In maart 2008 hield gevangene Mohamed Boumedine in Alphen een hongerstaking.(2) Hij was woedend op het onmenselijke bajesregime en at maar liefst 5 weken niet. “Ze maken mensen echt gek in de gevangenis”, merkt Van Dalen kwaad op na een heftig gesprek met een opgesloten illegaal die eindelijk eens zijn hart kon luchten aan een buitenstaander. Jarenlang opgekropte woede kwam eruit. Hij vertelde Van Dalen dat de gevangenen als slaven worden behandeld. Wie zich verzet tegen het bikkelharde gevangenisregime en de racistische bewakers, wordt meteen in een isolatiecel gegooid en moet daar dagen- of soms wekenlang blijven.

Van Dalen is al vaker op bezoek geweest in de bajes, maar hij zal nooit wennen aan de kille en mensonwaardige sfeer. Bezoekers krijgen daar bij de ingang al mee te maken. Een gevangene die bezoek wil krijgen, moet deze persoon zelf uitnodigen via een omslachtige procedure. Zonder uitnodiging van een illegaal mag men niet bij hem op bezoek. Bezoek is alleen mogelijk op een door de gevangenisleiding vastgestelde dag en tijdstip. De gevangene moet in het bezit zijn van de volledige naam en geboortedatum van de bezoeker. Hij moet een bezoekformulier invullen, waarna hij een bezoektijd toegewezen krijgt. Dan moet hij de bezoeker bellen om na te gaan of die kan komen op de aangewezen tijd. Daarna is het de bedoeling dat het gevangenispersoneel de bezoeker op een lijst zet. De bezoeker doet er goed aan om voorafgaand aan het bezoek de gevangenis te bellen om zeker te weten dat hij op de bezoeklijst staat. Anders wordt hij niet binnengelaten en komt hij voor niets. Legitimatie is verplicht, dus de bezoeker moet ook zijn paspoort meenemen. Overigens verloopt de bezoekprocedure in een gevangenis met “criminelen” heel wat minder moeizaam. Buitenstaanders kunnen daar zelf een afspraak maken om een gevangene te bezoeken.

Bezoekers wordt aangeraden om zich al zo'n 20 minuten voor het afgesproken bezoekuur te melden bij de ingang van de gevangenis. Want bij dit soort illegalenbajessen staat altijd een lange rij bezoekers. Die spreken nogal eens onvoldoende Nederlands, weet Van Dalen. Het gevangenispersoneel dat de bezoekers incheckt, spreekt hooguit een beetje Engels, zelden een andere vreemde taal. Dat maakt de communicatie met bezoekers vaak bijzonder moeizaam. Het komt regelmatig voor dat bezoekers onverwacht toch niet op de lijst staan. Ze worden dan doodleuk weer naar huis gestuurd, ook al komen ze van ver. De teleurstelling en frustratie van de afgewezen bezoekers staat in schril contrast met de koude zakelijke houding van de weigerende bewaker.

Designkrukken

Van Dalen doet uitgebreid verslag van zo’n bezoek: “Tien minuten na aanvang van de afgesproken bezoektijd word ik, samen met een achttal andere bezoekers, tot de bezoekruimte toegelaten. In een gedeeltelijk donkerrood geverfde grote zaal zijn al diverse gevangenen met hun bezoek aan het praten. De gevangenen zitten in het middengedeelte, afgescheiden van de bezoekers door een halfhoge muur. De bezoekers kunnen plaatsnemen op wit met rode designkrukken, die vastzitten aan de vloer. Op een plankje dat vastzit aan de muur zijn regels geplakt waar men zich aan te houden heeft. “Volg de aanwijzingen van het personeel stipt op.” Lichamelijk contact met gedetineerden is verboden, afgezien van een korte begroeting bij aankomst en vertrek. Aan weerszijden van de zaal houden bewakers alles nauwlettend in de gaten. Ik kijk om me heen. Een stukje verderop zit een man die bezoek krijgt van zijn vrouw, hun zoontje en hun baby. De man mag de baby even vasthouden. Gelukkig zeggen de bewakers er niets van.”

“Als het uur om is, moet afscheid worden genomen. Een man en zijn hoogzwangere vrouw kunnen elkaar maar moeilijk loslaten. De bewakers worden onrustig en dirigeren de overige gevangenen alvast naar de deur. Het stel wordt vriendelijk doch dringend gezegd dat de tijd nu om is. Op het moment dat de bewakers de deur voor ons ontgrendelen, wil de man nog snel even naar zijn vrouw lopen om iets te zeggen. Gelijk grijpen de bewakers in. Nee nee, nu is het afgelopen. Ik zie de man aarzelen. Zal hij de bewakers negeren en toch nog even naar haar toe gaan? Ook de vrouw weet niet wat ze zal doen. Ze blijven halverwege elkaar weifelend aankijken. Dan roepen de bewakers hem dwingend toe dat hij onmiddellijk moet komen. De man wordt publiekelijk tot de orde geroepen. Hij verdwijnt richting bewakers. Wij, de overige bezoekers, kunnen niet anders dan dit met lede ogen aanzien, wetende dat enig protest van onze kant kan leiden tot represailles tegenover “onze” gevangene.” Van Dalen beseft terdege hoe weinig handelingsvrijheid ook de bezoekers in de gevangenis hebben.

Witte mannetjes

“Ik loop dan via de wachtruimte met de blauwe stoeltjes de betonnen wenteltrap af. Van deze hal zijn de muren appelgroen. Wat heeft de architect zijn best gedaan! Een heuse designgevangenis! Tijdens het bezoek vroeg ik “mijn” gevangene of zijn afdeling ook in zulke mooie kleuren geverfd is. Verbijsterd antwoordt hij: “Kleuren? Onze afdeling is helemaal wit!” Niet alleen de muren zijn wit, zelfs de tafeltennis- en tafelvoetbalspelen zijn wit gespoten. Zonder lijnen. Volgens de ontwerper van de spelen wordt zo de mogelijkheid geboden om de poppetjes “te personificeren” door voetbalpakjes te maken of ze in te kleuren.”

“Als “mijn” gevangene mij later belt, dan vraag ik hem of hij het idee heeft dat hij met die spelen “de situatie even naar zijn hand kan zetten”. Want zo spiegelde de ontwerper voor dat de illegalen in de gevangenis soms “even” hun eigen baas kunnen zijn. “Integendeel”, zegt “mijn” illegaal, “De poppetjes zijn wit en moeten van de bewakers wit blijven. Gevangenen mogen geen pakjes voor ze maken, en ze ook niet inkleuren met viltstift. Ze mogen er alleen mee spelen en verder niets.” Een absurde situatie: in detentiecentrum Alphen aan den Rijn spelen veelal niet-witte mannen met witte mannetjes tegen witte mannetjes. Met een oranje balletje. De ontwerper had beter de kleuren rood en blauw kunnen toevoegen bij het al bestaande wit en oranje, zodat de gevangenen telkens als ze “recreëren” er goed van doordrongen raken wat gastvrijheid onder de Nederlandse vlag voor vluchtelingen betekent. En dat wit altijd wint in Nederland.”(3)

Philip van Dalen is een schuilnaam.

Noten

Terug