Op zondag 7 september 1997 startte een parallel-estafette. Een tweede groep Iraniërs kreeg bescherming in de protestantse Johanneskerk in Sittard. Het ging om een gezin met een baby en een zevenjarig meisje, samen met 3 alleenstaande mannen. Het meisje kon er naar school, en is tot het einde van het kerkasiel op dezelfde school gebleven.
Bij de start van dit kerkasiel heette Kerkenraad-voorzitter Van der Sluis de Iraniërs welkom. Ook sprak dominee R. Vissinga, toenmalig voorzitter van de Generale Synode van de Gereformeerde kerken in Nederland. Hij was van mening dat het onder andere de verantwoordelijkheid van de kerken is om aan de bel te trekken als zaken niet goed gaan. De uitzettingen naar Iran waren voor hem, en zoals de afgelopen tijd is gebleken voor veel kerken, een zaak waarin de kerk haar eigen verantwoordelijkheid moest nemen. De veroordeling van het kerkasiel door minister Dijkstal noemde hij zelfingenomen en arrogant: "De woorden van Dijkstal veronderstellen dat er geen inschattingsfouten en geen onzorgvuldigheid in procedures bestaan. Ook de minister weet dat ons democratisch bestel verre van volmaakt is omdat mensen invulling geven aan regels."
Op 17 oktober 1997 verhuisden de Iraniërs uit Amsterdam naar de vierde kerk, de gereformeerde Fonteinkerk in Voorburg. In verband met de parlementaire hoorzitting over Iran wilde SKIA vlakbij Den Haag zijn. De Iraniërs van het kerkasiel verbleven in Voorburg samen met een groep Iraniërs die sinds augustus een sit-down staking bij het parlement organiseerden. Zij verbleven in estafettes in de Haagse kerken, die daartoe waren opgeroepen door PRIME. Tijdens de hoorzitting waren de Iraniërs zowel in als rond het parlementsgebouw aanwezig.
Op 19 oktober 1997, de avond voor de hoorzitting, waren er wakes in kerken in Geleen, Eindhoven, Nijmegen en Wageningen. "Met het oog op de hoorzitting is er bezinning en gebed, vanuit de spanning en angst die bij ons allen leeft en de hoop het tij ten goede te kunnen keren", aldus de kerken. Van de wake verscheen een mooie foto in de Trouw en de actualiteitenrubriek Netwerk maakte er een reportage over.
De hoorzitting op 20 oktober 1997 leidde tot de opschorting van uitzettingen naar Iran, hoewel dat eigenlijk niet de bedoeling van de hoorzitting was. "De parlementaire hoorzitting over Iran moet het toelatings- en uitzettingsbeleid jegens asielzoekers legitimeren en een maatschappelijk draagvlak hiervoor creëren", had D'66-woordvoerder Dittrich vantevoren nog gezegd.
Op de hoorzitting vertelden zelforganisaties van vluchtelingen over de situatie in Iran. Ook de actiegroep Vrouwen Tegen Uitzetting was nadrukkelijk aanwezig. Deze vrouwen vertelden, demonstratief gesluierd, over de zeer moeilijke situatie van vrouwen in Iran. De algehele sfeer van repressie en willekeur in Iran kwam op de hoorzitting steeds naar voren.
Maar ook de concrete feiten kwamen aan de orde, zoals het aantal zweepslagen (72) dat staat op het niet correct dragen van een sluier, en op welke daden onder meer de doodstraf staat: homoseksualiteit, een relatie tussen een moslimvrouw en een niet-moslim man, overspel en spionage. Er werd verteld dat spionage bewezen wordt geacht als een rechter dat zegt, of als 4 veiligheidsagenten dat doen, of als iemand zichzelf driemaal beschuldigt, bijvoorbeeld na gemarteld te zijn. Ook werd duidelijk gemaakt dat meisjes al op hun negende kunnen worden uitgehuwelijkt.
Tijdens de hoorzitting werd er voor het gebouw van de Tweede Kamer een manifestatie georganiseerd door allerlei Iraanse vluchtelingenorganisaties. Ook het personeel van de Iraanse ambassade was aanwezig en filmde en fotografeerde de aanwezige vluchtelingen. Dat leidde natuurlijk tot commotie, waarna ze verdwenen. 's Avonds bedreigden ze nogmaals mensen van de organisatie.
Bij de parlementaire hoorzitting over Iran kwam aan het licht dat Nederland de Iraniërs niet volgt na aankomst in Iran. Staatssecretaris Schmitz van Justitie zei tot dan toe steeds dat ze door de monitoring zeker wist dat het met de uitgezette Iraniërs goed ging. Zo rechtvaardigde ze haar uitzettings-beleid. Het ministerie van Buitenlandse Zaken zei in juni in het ambtsbericht ook nog dat de monitoring in Iran goed verliep. De Tweede Kamer nam in dezelfde maand ook nog een motie aan waarin het belang van monitoring onderstreept werd en waarin geëist werd dat de monitoring in Iran zelfs ge‹ntensiveerd zou worden. Eveneens in juni ging de Kamer akkoord met het laatste ambtsbericht en met de uitzettingen. De monitoring was feitelijk het wisselgeld voor de uitzettingen. Met betere monitoring durfden de Kamerleden de Iraniërs met een gerust hart uit te laten zetten.
En toen bleek dus dat er niet gemonitord werd. Staatssecretaris Patijn van Buitenlandse Zaken mopperde na de hoorzitting, tijdens een overleg met de Vaste Kamercommissie van Justitie, over de ambtenaar die hem en staatssecretaris Schmitz in grote verlegenheid had gebracht door eerlijk te zeggen dat er geen monitoring meer was. "Hij had tegen de druk van al die vragen moeten kunnen", aldus Patijn. Hij zei zelf in juni al "half" te hebben geweten dat er geen monitoring meer was. Hij had echter tot nu toe geen reden gezien om dit aan de Kamer of staatssecretaris Schmitz te melden.
De staatssecretarissen Schmitz en Patijn boden hun excuses aan. Ze beloofden een ambtelijke missie naar Iran te sturen die moest zorgen dat de monitoring weer hervat kon worden. Een andere taak van de missie was ervoor te zorgen dat de Iraanse ambassade weer reispapieren voor uitgeprocedeerde Iraniërs ging afgeven. Dit bleek de ambassade al sinds juni niet meer te doen. Patijn vertelde met zichtbare ergernis dat er hierdoor in 1997 "slechts" 16 Iraniërs waren uitgezet. Later bleek dat Iran de missie geen toestemming gaf om het land te bezoeken.
Na de hoorzitting steeg de twijfel
over het beleid van Schmitz tot een voorlopig hoogtepunt. De uitzettingen naar Iran werden
opgeschort. Ook werd dankzij de vluchtelingen-
INLIA gaf ook informatie over een gezin dat vierenhalve maand lang vast was gezet. Dat gezin was inmiddels terug in Nederland omdat een aantal kerken de borg betaalden.
BOp 19 oktober 1997 verhuisden de Iraniërs van Sittard naar hun tweede kerk, de protestantse Ontmoetingskerk in Geleen. Speciale gast bij de persconferentie was Wolf Dieter Just, voorzitter van de landelijke Duitse werkgroep "Asyl in der Kirche". Hij is schrijver van het boek "Asyl von unten" en directeur van de Evangelische Akademie. Hij vertelde over het kerkasiel zoals dat in Duitsland wordt georganiseerd, en de wijze waarop Duitsland omgaat met Iraanse vluchtelingen. In Duitsland groeit de betrokkenheid met mensen die met uitzetting bedreigd worden. Alleen al in het afgelopen jaar hebben meer dan 300 asielzoekers in ongeveer 80 evangelische en katholieke gemeenten steun en onderdak gevonden. Helaas staat daar een toenemende criminalisering van het kerkasiel en de uitgeprocedeerden tegenover. In Geleen werd op 5 november 1997 een bijeenkomst gehouden met de hoogleraar internationaal recht Flinterman. De leden van de Ontmoetingskerk zorgden ervoor dat de gemeenteraad van Geleen een motie aannam waarin stond dat "de gemeente en de raadsfracties zijn geïnformeerd over het kerkasiel en dat de situatie waarin uitgeprocedeerde Iraanse vluchtelingen verkeren aanleiding geeft tot grote bezorgdheid, omdat tal van organisaties melding maken van grove schendingen van mensenrechten. Spreekt als gemeenteraad haar grote bezorgdheid uit over de blijvende onzekerheid waarin uitgeprocedeerde Iraanse vluchtelingen verkeren en ernstige schendingen van de mensenrechten-schendingen in Iran."
Op 21 oktober 1997 verhuisden de Iraniërs uit Voorburg naar hun vijfde kerk, de protestantse kerk De Schakel in Wijchen. Speciale gasten waren Roel Fernhout, hoogleraar vreemdelingenrecht aan de Katholieke universiteit in Nijmegen en dominee Perla Akerboom- Roelofs, Lutherse predikante en lid van het moderamen van de Raad van Kerken. Op 21 november 1997 was er in de kerk een informatie-avond, voorafgegaan door een Iraanse maaltijd met 100 gasten. De informatie-avond werd bezocht door ruim 150 mensen, waaronder lokale politici. Het geheel werd omlijst door Iraanse muziek.
Eind oktober 1997 werden de uitzettingen opgeschort. Maar hoe nu verder? Zal er ooit een ambtelijke missie naar Iran gaan? En zo ja, zal die dan praten met de Iraanse oppositie, of met de door Nederland uitgezette Iraniërs? De Iraniërs die met de leden van de missie spreken, lopen het risico de doodstraf te krijgen als spion. Ook heeft het Iraanse regime de dreiging uitgesproken dat het op het vliegveld of thuis bezoeken van door Nederland uitgezette Iraniërs consequenties zal hebben voor het Nederlandse ambassadepersoneel. Aangezien dit opgevat zal worden als inmenging in Iraanse binnenlandse aangelegenheden.
Op het moment van schrijven, begin april 1998, ziet het ernaar uit dat het ambtsbericht zelfs zal verschijnen zonder dat een ambtelijke missie naar Iran is gegaan.
Vanuit Geleen en Wychen werd het kerkasiel tegen het eind van de 40 dagen opgeschort. Dit was een moeilijke beslissing waar veel en lang over is gediscussieerd, zowel binnen het SKIA als met de Iraniërs, de kerken en de advocaten. Ten eerste was er de angst voor vreemdelingendetentie. Uitgeprocedeerde asielzoekers kunnen immers opgesloten worden "ter voorbereiding van hun uitzetting." Dat risico wilde niemand nemen. Na lang overleg met de advocaten, leek het risico echter aanvaardbaar.
Dan was er de vraag of SKIA het drukmiddel van kerkasiel wel moest opgeven. De Iraniërs zelf hadden lange tijd het idee dat het nog niet het goede moment was om dat te doen. Er was immers nog geen nieuw ambtsbericht van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Dat ambtsbericht speelt een grote rol bij de beoordeling van asielverzoeken. De Iraniërs waren bang dat ze onder het oude en onjuiste ambtsbericht geen kans hadden op een positieve beoordeling van hun asielverzoek.
Daartegenover stond de vraag of het wel zo terecht was te veronderstellen dat het nieuwe ambtsbericht beter zou zijn. Aangezien je iedere keer dat je opnieuw asiel aanvraagt je minder geloofwaardig wordt gevonden, is asielaanvragen niet iets wat je lichtvaardig doet. Het ging voor de Iraniërs waarschijnlijk om hun laatste kans op asiel.
En was het middel van kerkasiel wel gepast op het moment dat er geen uitzettingen dreigden, al was onduidelijk voor hoe lang dit zou zijn? SKIA besefte dat het mogelijk was dat de uitzettingen pas na de verkiezingen hervat zouden worden. In een politieke windstilte doorgaan met kerkasiel zou zwaar zijn voor zowel de Iraniërs als de kerken. Het zou het idee aantasten dat kerkasiel alleen ingezet wordt in gevallen van onmiddellijk dreigende uitzetting, en zo de geloofwaardigheid ervan bij een aantal mensen verzwakken.
SKIA overwoog of het mogelijk was om ook de discussie over het op straat laten staan van de uitgeprocedeerde Iraniërs een duw in de goede richting te geven. Drie rechters hadden inmiddels de uitspraak gedaan dat er zoveel onduidelijkheid was ontstaan over het Nederlandse beleid dat Iraniërs sowieso opvang in de centra moesten krijgen.
Ondanks alles was het voor de Iraniërs een grote stap om uit de relatief veilige kerken te gaan naar het aanmeldcentrum en de asielprocedure waar ze bepaald geen goede ervaringen mee hadden. Het was een zware afweging die na nachtenlange vergaderingen werd genomen. Het leidde tot een van de spannendste momenten uit de kerkasiel-periode.
Uiteindelijk vonden we het risico aanvaardbaar dat de Iraniërs niet geaccepteerd zouden worden in de asielprocedure. We namen dit risico omdat we beseften dat het de enige manier was om verder te komen.
Alles afwegend besloot SKIA om
op 30 november 1997 met de Iraniërs uit het kerkasiel, en een aantal andere uitgeprocedeerde Iraniërs, naar aanmeld-
Kerken in Dordrecht en Heerlen stonden klaar om de Iraniërs op te vangen als ze op straat gezet zouden worden. Gelukkig werden alle Iraniërs die zich toen aanmeldden, geaccepteerd in de asielopvang. Justitie leek zich overvallen te voelen. D. Asser van Justitie: "De massaliteit speelt een rol bij het besluit een intake-gesprek te geven." Justitie wilde niet dat het besluit om op ‚‚n dag alle Iraniërs te accepteren voor de toekomst gevolgen zou hebben: "Er is in principe geen verandering van opstelling." Dit was uiteraard onhoudbaar.
Kort hierna gingen ook de Iraniërs uit andere kerken zich aanmelden. Zij werden geweigerd.
De rechter gaf de overheid ongelijk, en was van mening dat de Iraniërs wel geaccepteerd moesten worden. Een dag later stelde Schmitz dat alle Iraniërs werden geaccepteerd in de asielprocedure, met uitzondering van mensen die eerder asiel hadden aangevraagd in een ander land of een crimineel feit hadden gepleegd. Schmitz was op dat moment bang dat veel Iraniërs zich zouden aanmelden. Ze vroeg daarom of de kerken niet zouden willen helpen met de opvang van de Iraniërs. Het kan verkeren.
Trouw kopte op 25 juni 1997 op de voorpagina dat het SKIA een nieuw netwerk voor kerkasiel was begonnen. Sindsdien werd er veel en over het algemeen positief geschreven over het kerkasiel. In tegenstelling tot de politici veroordeelden de media het kerkasiel niet: "Er wordt van alles bij de kwestie van het zogenaamde kerkasiel gesleept, maar het is in feite vergelijkbaar met de actie van de lui die zich bij Ruigoord ingraven om de bulldozers van de overheid tegen te houden. Dat heeft niets te maken met theorieën over de scheiding van kerk en staat, maar alles met een weerbarstige burgerij." (Parool, 9-8-1997) De media-aandacht was teveel om allemaal hier op te noemen. Actualiteitenprogramma's op radio en TV en opiniebladen en dagbladen besteedden aandacht aan het kerkasiel. Door het steeds verhuizende kerkasiel was er ook plaatselijk en regionaal steeds media-aandacht.
Bij de eerste verhuizing, van Eindhoven naar Helmond, buitelden Netwerk en het NOS-journaal over elkaar heen. Exclusiviteit werd geëist. Onderwijl huilde een van de kosters, geëmotioneerd door het afscheid en de zorgen voor de toekomst. Dit versterkte slechts de concurrentiestrijd om de 'mooiste' beelden. De Iraniërs zelf durfden, na een paar voorzichtige eerste weken, letterlijk en figuurlijk steeds meer van zichzelf te laten zien. Ze werden geïnterviewd en gevolgd tijdens het koffers in- en uitpakken (wat nog vele malen over werd gedaan voor de later arriverende media). Voor Netwerk werd een theater over dictatuur waarin een deel van de Iraniërs (ook voor het kerkasiel al) meespeelde, opnieuw opgevoerd. Dit was ook tijdens de grote maaltijd tegen het eind van het kerkasiel opgevoerd, wat tot hevige emoties bij zowel de Nederlanders als de Iraniërs leidde. De dag na de TV- uitzending belde een Nederlandse man op: "Jullie doen het alleen omdat het van die knappe donkere jongemannen zijn", zei hij verongelijkt.
De Iraniërs zijn veelvuldig gefilmd en gefotografeerd. Favoriet was het plaatje "kokende Iraniërs in de kerk". Op de lange duur was dat niet leuk. Ze zeiden dan ook: "We zijn niet naar kerkasiel gekomen om te koken". Gelukkig zijn er ook uitgebreide interviews geweest over hun redenen om naar Nederland te komen, het uitgeprocedeerd zijn en het kerkasiel. In Vrij Nederland stond een interview met een van de Iraniërs over de manier waarop de Nederlandse BVD (Binnenlandse Veiligheidsdienst) hem benaderd had. De BVD wilde meer van hem weten over de militaire mogelijkheden van Iran. In ruil daarvoor zouden ze hem aan een verblijfsvergunning helpen. Dit laatste gebeurde echter niet, waarna hij weigerde zichzelf nog verder in gevaar te brengen door het vertellen van Iraanse staatsgeheimen in aanwezigheid van voor hem onbekende Iraanse tolken.
Het starten van de tweede kerkasiel-estafette bracht in verhouding niet veel meer publiciteit dan de eerste kerkasiel-estafette. Blijkbaar ging het vooral om het feit dàt er kerkasiel was. Niet om hoeveel Iraniërs er in de kerken werden ondergebracht. In de tweede estafette waren er 2 kinderen, dit was wel nieuw(s).
Voor de media was het kerkasiel van 'de kerken'. "Met het kerkasiel protesteren de kerken tegen het asielbeleid van het kabinet" (o.a. Trouw). Het SKIA zelf, en de niet-religieuze organisaties ervan, bleven in de media soms buiten schot. Interessanter was het blijkbaar om te focussen op de kerk en het dagelijks leven van de Iraniërs daar. Net als de Iraniërs zelf, wilden ook wij wel eens iets anders naar buiten brengen dan gevraagd werd. De discussie in de media ging meer over het recht van kerken om kerkasiel te verlenen dan over de vraag of de overheid wel het recht had om Iraniërs uit te zetten. Toen de Gümüs-affaire en het tent-asiel (was dat laatste mede gestimuleerd door het kerkasiel?) tegelijk met het kerkasiel gingen spelen, gingen steeds meer mensen kritiek uiten op het Nederlandse uitzettingsbeleid. De groepen binnen het SKIA waren over het algemeen te divers om dit zelf te doen. Al zeiden Connie van den Broek en Sandra Jaspers van het SKIA in Trouw: "In het kerkasiel krijgt de ellende van het Nederlandse asielbeleid een gezicht. Het Nederlandse asielbeleid is onbarmhartig, onrechtvaardig, te zakelijk en soms te schaamteloos. Het beleid moet vooral afschrikwekkend zijn: je laat mensen niet eerst binnen om ze vervolgens te helpen. Nee, je weert ze, je negeert ze. Zijn ze er dan nog, dan probeer je ze met nieuwe regels het land uit te werken. Kerkasiel is een fatsoenlijke bijdrage aan de rechtsstaat door op de pijnpunten en miskleunen van het systeem te wijzen."
Ook na het kerkasiel was het nog in het nieuws. Bij het nieuwsjaaroverzicht zocht RTL de Iraniërs in het opvangcentrum op. Bij de uitzending van een kerkdienst in de Morgensterkerk konden de kerk en een van de Iraniërs terugblikken op hun ervaringen met het kerkasiel.
Het kerkasiel heeft bijzonder veel steun gehad. De organisaties die ons steunden, zijn ook teveel om op te noemen. Dat waren onder meer de Generale Synode der Nederlandse Hervormde Kerk, de Generale Synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland, de Synode der Evangelisch-Lutherse Kerk in het Koninkrijk der Nederlanden en de Raad van Kerken. De 1750 diakenen stuurden gezamenlijk een sympathiebetuiging. Het Netwerk Religieuzen voor Vluchtelingen heeft zijn jaarlijkse studiedag aan het kerkasiel gewijd.
Hoe kwader de politici zich over het kerkasiel maakten, hoe eensgezinder de kerken de rijen sloten. Het kerkasiel was voor de buitenwereld een initiatief van 'de kerken'. Dat gaf het voor een deel zijn kracht: "de kerken keren zich tegen het asielbeleid". Langzaam ontstond het beeld dat de kerken tegen armoede èn tegen het huidige asielbeleid zijn. Het kerkasiel werd versterkt doordat ook andere kerken begonnen met kerkasiel, gesteund door Vluchtelingenwerk Nederland en INLIA. Zij deden dit in Oosterwolde, Zwolle, Hoogeveen, Assen, Borger, Vries en Oud-Beijerland. Vierhonderd vrijwilligers uit 50 kerken maakten de kerkasiels mogelijk. Dit riep heftige reacties op, politici voelden zich persoonlijk aangesproken. Schmitz voelde zich als betrokken lid van de kerk emotioneel geraakt door de kritiek op het vluchtelingenbeleid. Ze zei zelfs dat ze door de kritiek vanaf de kansel de kerk was uitgelopen. Haar voorganger, staatssecretaris Kosto, gaf een uitgebreid interview in een poging de kerk weer haar plaats te wijzen als zwijgend instituut.
In veel kerken in Nederland is de discussie over kerkasiel opgestart. Zo ook in Oegstgeest. Eind september 1997 hadden de plaatselijke Samen op Weg-kerken de heer Van Krieken, topambtenaar van Justitie, en Ahmed Pouri van het SKIA uitgenodigd. Van Krieken liet zich hier ontvallen dat monitoren in landen met een slechte mensenrechtensituatie, zoals Iran, "volstrekte onzin" is en praktisch "onmogelijk". Naar zijn gevoel was het hele monitoringsysteem opgezet om "publiek en media" gerust te stellen. De aanwezigen stemden aan het eind van de avond in grote meerderheid voor kerkasiel. De onmogelijke situatie van Justitie werd door de uitlatingen van Van Krieken, die ook in Trouw kwamen, nog moeilijker.
De kerken hebben de Iraniërs altijd hun gasten genoemd, en hen ook als zodanig behandeld. "Onze gasten zijn volwassen en zelfstandige mensen, die door omstandigheden bij ons logeren. Wij moeten uitnodigend en gastvrij zijn, maar niet opdringerig. Wij willen hun privacy respecteren, dus ook hun ruimte", aldus verwoordde men de houding van de kerken. De Iraniërs uit de eerste estafette hadden gezamenlijk een slaapkamer en een woonkamer. In de tweede estafette werden de 2 ruimten verdeeld tussen het gezin en de alleenstaande mannen. De mensen van de kerk kwamen daar niet zomaar binnenstormen. De Iraniërs deden hun eigen boodschappen en kookten zelf. Een huishoudelijk reglement legde de praktische afspraken vast, over dingen als schoonmaken. Er was altijd iemand van de kerk aanwezig. Ook waren er regelmatig bezoeken van mensen die langs kwamen om hun steun te betuigen. Soms bracht men ook appels of aardbeien mee. De kerken organiseerden ook inloopavonden voor geïnteresseerden uit de omgeving.
Was de eerste asielkerk nog moeilijk te vinden, daarna was het vinden van een volgende kerk niet moeilijk meer. Kerken hoorden er via-via van en meldden zich spontaan aan. Zij gingen bij het kerkasiel op bezoek om er meer van te horen. Nog steeds worden de 'asielkerken' door andere kerken benaderd om een rol te spelen in hun discussie over kerkasiel. Kerkasiel is een principiële vraag waar je ook zonder dat er mensen voor de deur staan over na kunt denken. Zodat als de nood hoog is, voor iedereen duidelijk is of en zo ja, onder welke omstandigheden je er als kerkgemeente aan deel zou willen nemen.