De Fabel van de illegaal 57, maart/april 2003

Auteur: Jan Tas


IOM Nederland schakel in deportatieketen

"We hebben ons waargemaakt. In het verleden werd bij sommige organisaties wel over vrijwillige terugkeer gesproken, maar de aanwezigheid van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) heeft het denken daarover bevorderd, en eraan bijgedragen dat vrijwillige terugkeer een normaal onderdeel van het asielvraagstuk is geworden." 1 Aldus adjunct-directeur John van den Bergh, die enthousiast terugkijkt op 10 jaar IOM Nederland. Zijn enthousiasme wordt helaas breed gedeeld.

Sinds de "Terugkeernotitie" 2 van 1999 is "vrijwillige terugkeer" een belangrijk onderdeel van het Nederlandse deportatiebeleid. "Na iedere negatieve beslissing in de procedure zal de asielzoeker op deze eigen verantwoordelijkheid gewezen worden en gestimuleerd worden om voorbereidingen te treffen voor de eventuele terugkeer",3 zo wil de notitie. Voor de IOM is bij deze aanpak een belangrijke rol weggelegd. In principe willen vluchtelingen niet terug naar het land dat ze ontvlucht zijn. Dat is de reden waarom er nog altijd meer vluchtelingen worden gedeporteerd dan dat er "vrijwillig vertrekken". Maar het IOM-werk wordt wel steeds belangrijker. De organisatie weet namelijk makkelijker een voet tussen de deur te krijgen bij hulpinstanties en steungroepen waar samenwerking met de IND, de Vreemdelingendienst of de marechaussee weerstand zou oproepen.

Infrastructuur

IOM Nederland heeft 50 medewerkers in dienst en staat onder leiding van directeur A.A. de Dycker. Sinds begin 2000 kent de organisatie een gedecentraliseerde structuur. Het hoofdkantoor in Den Haag ontwikkelt het beleid en de programma's. Van daaruit steunt men ook de districtskantoren en onderhoudt men contacten met de overheid, particuliere organisaties, internationale organisaties en IOM-afdelingen elders in de wereld.

De "vrijwillige terugkeer" en andere praktische zaken worden uitgevoerd door districtskantoren in Drachten (district Noord), Zwolle (district Oost/Midden), Amsterdam (district West) en Eindhoven (district Zuid). Voor juist deze plaatsen is gekozen om zo dicht mogelijk bij de vluchtelingen te zitten. Elk kantoor heeft minimaal een vaste medewerker en twee tot vijf voorlichters die asielzoekerscentra (azc's) en opvangcentra (oc's) bezoeken en daar spreekuur houden voor vluchtelingen.

Verder is er op Schiphol een "logistieke unit". Daar worden de papieren geregeld en gecontroleerd, en ook de tickets geboekt. Op Schiphol zitten ook de IOM-medewerkers die eventueel meegaan als reisbegeleider om er zeker van te zijn dat de "terugkeer" gesmeerd verloopt. Daarbij wordt nauw samengewerkt met verschillende luchtvaartmaatschappijen en met de marechaussee, de harde hand van het beleid. Het kantoor heeft ook een internationale functie als tussenstop voor vluchtelingen die via Schiphol "terugkeren" of "doormigreren". In 2002 ging dat om ongeveer 15.000 mensen.

Terugkeerbureau

Nederland behoorde in 1951 tot de oprichters van de IOM. De activiteiten in Nederland werden gecoördineerd vanuit Brussel of Genève. Pas op 1 mei 1991 ging de afdeling IOM Nederland officieel van start. Een jaar eerder hadden de IOM en de Nederlandse staat een verdrag afgesloten waarin de IOM-taken vastgelegd waren. Men zou Nederlanders gaan steunen die wilden emigreren of remigreren, en gaan werken aan de terugkeer van vluchtelingen en migranten. Al in 1992 nam de Sociale Verzekeringsbank de emigratie- en remigratietaak over. Sindsdien is "vrijwillige terugkeer" de hoofdtaak van de IOM. Op 1 januari 1992 werd het "Terugkeerbureau" geopend. De IOM schoot in datzelfde jaar direct het ministerie van Justitie te hulp. Daar wilde men namelijk af van een groep Vietnamezen die via Tsjechoslowakije naar Nederland waren gekomen. De IOM regelde voor Nederland een "terugkeerverdrag" met Vietnam. Uiteindelijk kregen de Vietnamezen alsnog een verblijfsvergunning omdat ze zo lang hadden moeten wachten. Zo begon de innige samenwerking van Justitie met de IOM. In 1999 bewees de IOM de Nederlandse staat opnieuw een dienst. De oorlog in Kosovo was net afgelopen en de IOM regelde toen de "terugkeer" van ongeveer 2.400 Kosovaren. Maar dat waren er te weinig, vond men bij de IOM. De organisatie zou niet bekend genoeg zijn bij vluchtelingen en dat was de reden om districtskantoren te openen. Naast de individuele "terugkeer" lopen er bij de IOM momenteel ook speciale "terugkeerprojecten" naar Afghanistan, Irak, Bosnië, Zuid-Kaukasus, Rusland, Wit-Rusland, Oekraïne, Angola, Somalië en Ghana.

Onafhankelijk?

Officieel is de IOM een "onafhankelijke neutrale internationale organisatie". Hoe "onafhankelijk" de organisatie werkelijk is, wordt duidelijk wanneer men leest wie de IOM als "ketenpartners" in het "terugkeerbeleid" noemt: de IND, de marechaussee, de Vreemdelingendienst en het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA). Samen zorgen al deze "ketenpartners" ervoor dat migranten en vluchtelingen uit Nederland verdwijnen: 'goedschiks' via "vrijwillige terugkeer" of kwaadschiks via deportatie.

In 2000 tekenden het COA en de IOM een overeenkomst om vluchtelingen voortdurend met de neus op de "vrijwillige terugkeer" te drukken, vanaf het moment dat ze in Nederland arriveren totdat de IND hen afwijst. Het COA zou de IOM ook maandelijks gaan inlichten over het aantal afgewezen vluchtelingen, hun landen van herkomst, hun verblijfplaatsen, en of ze al uit de opvang gegooid of "vrijwillig vertrokken" zijn. Ook stelt het COA de IOM in de gelegenheid om in de opvangcentra spreekuur te houden. Zelf gaan COA-medewerkers ook "terugkeervoorlichting" geven. Als tegenprestatie meldt de IOM aan het COA hoeveel vluchtelingen een voorlichtingsbijeenkomst bezocht hebben, hoeveel zich er bij de IOM aangemeld hebben, hoeveel er teruggekeerd of verder gevlucht zijn, en naar welke landen dat was.

Immuun

Van de onderlinge samenwerking hebben zowel de IOM als de staat profijt. De staat haalt een "neutrale" partner in huis met veel kennis over migratiebeheersing, en de IOM heeft zo de mogelijkheid om nog meer expertise op te bouwen. Tegelijk met hun samenwerkingsverdrag tekenden de IOM en de Nederlandse staat in mei 1990 nog een tweede overeenkomst. Daarin werd vastgelegd dat de IOM een onafhankelijke organisatie is en zodoende niet onder de Nederlandse wetgeving valt. Door die status kan de IOM ongestoord zijn gang gaan. En de staat heeft er zo een deportatiepartner bij die immuun is, in tegenstelling tot de eigen uitzettingsmachine.

Verder kwam men overeen dat de overheid de IOM over 1991 1,1 miljoen euro zou betalen voor structurele kosten. Dat bedrag zou in de jaren daarna oplopen tot 1,6 miljoen. Daarbovenop betaalt Justitie ook nog eens voor de "terugkeerprogramma's". In 1998 ging het om 1,4 miljoen euro. Voor 2002 was al 4,7 miljoen euro beraamd. "Laat er geen misverstand over bestaan: er is geen sprake van een gouden koord tussen de Nederlandse overheid en de IOM vanwege de financiering door de eerstgenoemde", beweerde toenmalig staatssecretaris Cohen met droge ogen toen hij in 2000 de overeenkomst tekende tussen het COA en de IOM.4

Samenwerking

"De IOM blijft afhankelijk van andere organisaties die vreemdelingen in contact moeten brengen met de IOM", zo zegt men zelf.5 Daarom werkt men graag samen met "belangenbehartigers", zoals zelforganisaties van vluchtelingen, advocaten, gemeenten, Vluchtelingenwerk, rechtshulp en andere maatschappelijke instellingen. Zodoende zit de IOM in het Landelijk Overleg Terugkeerorganisaties (LOTO). En samen met Pharos, het Rode Kruis, de Raad van Kerken, Vluchtelingenwerk, de UNHCR en Inlia neemt men deel in het Landelijk Platform Terugkeer (LPT). Verder werkt de IOM samen met het Leger des Heils, de Rotterdamse Pauluskerk, de jeugdhulpverlening en stichting De Opbouw.6

Bij deze samenwerking met hulpverlenende en ondersteunende groepen is het "neutrale" imago een belangrijk wapen. Dat biedt de IOM de mogelijkheid om behalve uit Justitiekringen ook informatie over migratie te verkrijgen vanuit kringen van vluchtelingen, migranten en hun ondersteuners. En zo kan de IOM wereldwijd de migratiestromen in kaart te brengen en een zo efficiënt mogelijk beheersingsbeleid ontwikkelen.7

Door te verwijzen naar al deze samenwerkingsverbanden weet de IOM bij weer andere groepen ook deuren te openen. Het resultaat is dat vluchtelingen en migranten straks vrijwel overal direct of indirect de boodschap krijgen dat ze terug moeten. De IOM is inmiddels zelfs een begrip geworden bij groepen die nauwelijks iets met migratie van doen hebben. Zo zijn op websites voor bijstandsgerechtigden of jongeren in Den Haag nog links naar de IOM aan te treffen.

Noten:

Terug