De Fabel van de illegaal 59, zomer 2003
Auteur: Eric Krebbers
Na 54 dagen hongeren een sprankje hoop
Maar liefst 54 dagen moesten "witte" illegalen hongerstaken om gehoord te worden, en zo voor hun rechten op te kunnen komen. Ze werden gesteund door het landelijk comité Geen mens is illegaal, waarvan ook De Fabel van de illegaal deel uitmaakt. Het resultaat van de actie was minimaal: LPF-minister Nawijn van Justitie zegde toe om hun dossiers nog eens te bekijken. Politici blijken nauwelijks oog meer te hebben voor de problemen van de resterende "witte" illegalen.
Lange tijd waren de "witte" illegalen welkom om te werken, maar niet om te leven. Ze kregen een sofi-nummer om "wit" te werken en om belastingen en premies te betalen, maar geen verblijfsvergunning. Tot in 1998 de Koppelingswet werd ingevoerd en ze van alle voorzieningen werden uitgesloten. Ze verloren hun werk, hun huis en hun verzekering. Daarop organiseerden ze 3 hongerstakingen en vele andere protesten. Die druk resulteerde eind 1999 in de Tijdelijke Regeling Witte Illegalen (TRWI). Maar die regeling was te streng en zo'n 1.500 "witte" illegalen bleven in de kou staan. Jarenlang lobbyen en demonstreren mocht niet baten. En nu wordt hun situatie nog uitzichtlozer door preventief fouilleren, de invoering van de identificatieplicht, en de invallen van de belastingteams die overal speuren naar mensen zonder papieren. Op 20 maart 2003 greep een groep "witte" illegalen in Amsterdam daarom naar het uiterste middel. Ze gingen in hongerstaking, en eisten dat een aantal criteria van de TRWI versoepeld zou worden of helemaal van tafel zou gaan.1
Documenten
In vergelijking met de hongerstakingen van eind 1998 en begin 1999 waren de deelnemers er dit keer veel slechter aan toe. Na een week moest zowat de helft van de hongerstakers hun actie alweer afbreken op last van de dokter. Deze illegale arbeiders bleken fysiek en psychisch niet meer in staat een hongerstaking goed te doorstaan. Veel "witte" illegalen zijn lichamelijk tot wrak geworden door de uitermate zware arbeid die ze jarenlang moesten leveren. Ook de stress en de onzekerheid over hun toekomst hebben inmiddels hun tol geëist. Dat alles, gecombineerd met een door de Koppelingswet vrijwel volledig gebrek aan gezondheidszorg, maakte het voor hen onverantwoord om de hongerstaking nog langer voort te zetten.
De arbeiders die wel doorgingen, waren er nauwelijks beter aan toe. De meesten gebruikten al jaren anti-depressieve middelen. Enkelen waren al in Nederland sinds begin jaren 70, de rest sinds eind jaren 80. De oudste was inmiddels 60 jaar. Er werd tijdens de hongerstaking heel wat afgetobd, geklaagd en gehuild. "Wat hebben we misdaan om zo gestraft te worden?" Sommigen klampten zich letterlijk vast aan plastic tassen vol documenten die overduidelijk aantonen dat ze al die jaren in Nederland geleefd en hard gewerkt hebben. Tassen vol jaaroverzichten, contracten en rechtbankpapieren. Wanhopig lazen de hongerstakers de krantenberichten over hun actie, op zoek naar tekentjes van hoop. Bijna 8 weken met een groep andere wanhopige en afgeleefde arbeiders in een zaaltje opgesloten zitten en honger en pijn lijden, dat is een recept voor woede, agressie en wantrouwen. "Waarom doet niemand wat? Trekt dan niemand zich ons lot aan?"
Ze konden geen kant meer op: zelfs wanneer ze besloten hadden om hun actie te beëindigen, dan nog hadden ze nergens heen gekund. De meesten hadden geen huis en geen geld meer. Ze waren aan het einde van hun Latijn. De hongerstaking was echt hun laatste redmiddel. Mede daardoor werd het de langste hongerstaking van "witte" illegalen tot nu toe. Drie hongerstakers moesten hun doorzettingsvermogen bekopen met een gang naar het ziekenhuis. Daar kregen ze op pijnlijke wijze, maar wel vrijwillig, voedsel toegediend via een slang door hun neus. Zodra het ergste gevaar geweken was, gingen ze direct terug naar de groep. Tegen het einde van de actie hadden de meesten continu pijn, en ook moeite met bijvoorbeeld lopen en zien. De hongerstakers gebruikten alleen koffie en thee met heel erg veel suiker, en af en toe wat bouillon. De meesten hebben door het langdurige gebrek aan voedsel wel enige blijvende schade opgelopen.
Solidariteit
Solidariteit kwam er in eerste instantie vooral vanuit de actiewereld. Activisten plakten honderden posters in Amsterdam, stuurden solidariteitsverklaringen en gaven - heel belangrijk - geld. Op de anarchistische 1 mei-demonstratie in Amsterdam, die dit keer speciaal gewijd was aan illegale arbeid, haalde Geen mens is illegaal in een kwartier meer dan 100 euro op voor de hongerstakers. Op de communistische 1 mei-viering in Amsterdam werd een voorstel voor een 24-uurs solidariteitshongerstaking gelanceerd. Maar omdat het voor de communisten vanzelfsprekend was dat de Arabisch-Europese Liga (AEL) ook deel zou nemen, besloten De Fabel van de illegaal en Geen mens is illegaal niet mee te doen aan het organiseren ervan. Uiteindelijk deden enkele tientallen actievoerders mee, die er kennelijk geen moeite mee hadden om schouder aan schouder te strijden met antisemieten en nationalisten.
Helaas borrelde er vanuit de actiescene incidenteel weer het verwijt op dat de hongerstakers slechts opkwamen voor "witte" en niet voor alle illegalen, en dat ze, erger nog, niet streden voor open grenzen, maar alleen voor een verblijfsvergunning. Als het om migranten gaat, leggen deze o zo radicale activisten de lat ineens waanzinnig hoog. Om in aanmerking te komen voor hun welgemeende solidariteit vereisen sommige activisten dat de hongerstakers voorop gaan in de strijd tegen het kapitalisme en de uitsluiting, en voorbij gaan aan hun eigen zeer dringende overlevingsproblemen. Illegalen worden echter zwaar getroffen door het repressieapparaat en hebben daardoor nauwelijks mogelijkheden om verzet te organiseren. De critici hebben geen benul van de moeilijkheden van het organiseren in de illegaliteit, met z'n eeuwige geldproblemen en de angst voor de politie. De meeste legale actievoerders zijn helaas zonder al die problemen al nauwelijks in staat zich te organiseren. En als ze al eens problemen hebben met hun baas of uitkeringsinstantie, dan stellen ze zich over het algemeen niet zo principieel op dat ze alleen het einde van het kapitalisme als oplossing accepteren. Men zou daarom best wat minder hoog van de toren mogen blazen.2
Onvermijdelijk
Sinds de vorige serie hongerstakingen steunen bonden en kerken de strijd voor legalisering niet meer, en beperkt men zich tot bijvoorbeeld het geven van taalles aan illegalen.3 De eerste weken van de hongerstaking werd er vanuit parlementaire hoek alleen gereageerd vanaf het allerlaagste niveau: de Amsterdamse deelgemeente waarin de hongerstaking plaatsvond. Later kwamen ook gemeenteraadsleden en enkele parlementsleden langs, maar alleen van GroenLinks en de SP. De andere partijen beweerden dat er niets meer mogelijk was, en dat men geen valse hoop wilde wekken met een bezoek. "Bij elke regeling is het zo dat een aantal mensen wel voldoet aan de eisen en een aantal mensen niet. Dat is onvermijdelijk", zei de Amsterdamse burgemeester Cohen cynisch.4 "Ik vrees dat lobbyen in Den Haag geen zin heeft. Men vond in 1999 dat er een definitieve streep getrokken moest worden. Dat vindt men nog steeds." Geen woord over de onrechtvaardige vereisten om van de regeling gebruik te kunnen maken.
Het steuncomité heeft tijdens de hongerstaking voortdurend gelobbyd. Ook hebben de "witte" illegalen en hun ondersteuners van Geen mens is illegaal een demonstratief bezoek gebracht aan de Haagse partijkantoren van het CDA en D66. Aan de partijbesturen werd gevraagd of ze hun fracties wilden verzoeken om het op te nemen voor de "witte" illegalen. De lobbyers werden echter aan het lijntje gehouden met vage beloften. Wel werd tegen het einde van de hongerstaking her en der geopperd dat een evaluatie van de TRWI in de Tweede Kamer wellicht tot de mogelijkheden zou behoren. Dan zouden de veel te strenge criteria van de regeling wellicht nog eens ter discussie gesteld kunnen worden.
Vertrouwen
Onderling vertrouwen is misschien wel de belangrijkste voorwaarde voor het goed verlopen van een hongerstakingsactie. Vertrouwen tussen alle deelnemers aan de actie, de hongerstakers en de ondersteuners. Vanwege de extreme omstandigheden en de toenemende vermoeidheid bij iedereen doen zich vanzelfsprekend altijd wel moeilijke momenten voor, maar over het algemeen verliep deze actie zeer goed. Ook de samenwerking tussen de Geen mens is illegaal-steungroepen KMAN, PRIME, Nederland Bekent Kleur en De Fabel liep gesmeerd. Het is de taak van deze groepen om de actie van dag tot dag praktisch te steunen. Maar ook om solidariteit en verdere acties te organiseren en om te lobbyen. Verder moeten de ondersteuners proberen om de hongerstakers steeds zo objectief en eerlijk mogelijk voor te lichten over de politieke en de medische gevolgen van hun actie. Het gaat er daarbij om de hongerstakers van voldoende kennis te voorzien om hen in staat te stellen samen de beste beslissingen te nemen. De hongerstakers moeten zelf zo goed mogelijk kansen en risico's kunnen afwegen, en zelf kunnen bepalen wanneer ze hun eisen voldoende ingewilligd achten om te stoppen. Het is hun leven en zij maken de dagelijkse ellende van de illegaliteit mee, en het is dus aan henzelf om te bepalen wat hun behoeften zijn. De steungroepen moeten de hongerstakers beschermen tegen alle krachten die er van buitenaf op uit zijn om de regie over te nemen en de actie te beëindigen zonder een bevredigend resultaat voor de "witte" illegalen zelf.
Bezorgdheid
Bij elke hongerstaking zijn er immers bekende en invloedrijke personen die proberen de actie te stoppen door de hongerstakers te ontmoedigen. Die zeggen dan bijvoorbeeld dat de actie nooit succes zal kunnen hebben. Cohen zei bijvoorbeeld: "Ik zou tegen deze mensen willen zeggen: stop met de hongerstaking, het is volstrekt kansloos. Misschien luisteren ze niet naar mij, maar dan hoop ik dat de mensen die om hen heen zijn dit duidelijk zullen maken. Ze zullen geen verblijfsvergunning krijgen. Het is treurig, maar zo is het wel." Terloops probeerde hij zo ook de steungroepen te bewerken. Maar de ervaring leert dat de autoriteiten consequent "nee" blijven zeggen, tot de politieke druk zo groot wordt dat het antwoord ineens "misschien" wordt, of zelfs "ja". De mogelijkheden zijn in principe altijd klein totdat politieke druk ze groter maakt.
In latere stadia van hongerstakingen duiken er ook altijd 'progressieve' personen op die zich geroepen voelen de autoriteiten bij te staan en die komen proberen de hongerstaking te stoppen met mooie praatjes. Zulke figuren benadrukken graag hoe menselijk ze wel niet zijn. Ze komen altijd op bezoek om de hongerstakers wijs te maken dat er geen mogelijkheden meer zijn, en dat ze zich toch zo zorgen maken om hun gezondheid. De hongerstakers zouden daarom maar beter snel weer kunnen gaan eten. In real life laten deze personen zich meestal niets gelegen liggen aan de gezondheid van illegalen. Vaak hebben ze niet geprotesteerd tegen de uitsluiting van illegalen van de gezondheidszorg, en in het geval van politici kan men ervan uit gaan dat ze zelfs voor de Koppelingswet gestemd hebben. Ook zijn er 'progressieven' die tegen de hongerstakers beginnen over "vrijwillige terugkeer". Weer andere 'progressieven' komen zeggen dat rechtse politici een hongerstaking als chantage beschouwen, en dat er pas serieus gepraat kan worden als de actie beëindigd wordt. Maar zoals te verwachten gooiden partijen als het CDA direct na afloop van deze actie de deur helemaal dicht. Logisch, want zonder drukmiddel gaan rechtse politici echt niet luisteren naar illegalen.
Bij eerdere hongerstakingen wilden sommige ondersteuners nog wel eens in zee gaan met zulke 'progressieven', soms zelfs achter de rug van de hongerstakers om. Maar dit keer hielden de steungroepen de rangen goed gesloten. Het aantal pogingen om de actie te breken bleef dit keer trouwens erg beperkt. Helaas zegt dat vooral iets over het rechtse en gevoelloze politieke klimaat. "Nou, dan gaan ze toch dood", leek de heersende gedachte. Er was lange tijd eenvoudigweg weinig belangstelling voor de actie vanuit de politiek, domweg ook doordat er minder druk was vanuit de samenleving.
Een wig?
Wat heeft de hongerstakers dan toch doen besluiten om te stoppen zonder de garantie van een verblijfsvergunning? Tegen het einde van de actie hadden ze de hele dag zoveel pijn dat het nauwelijks meer te harden was. Ook werd het hen steeds duidelijker dat er niet voldoende politieke beweging op gang kwam, en dat ze het niet gingen redden om hun eisen ingewilligd te krijgen. Net als bij eerdere hongerstakingen was hun focus in de loop van de actie verschoven van verblijfsrecht voor alle "witte" illegalen naar verblijfsrecht voor alleen henzelf. Ze kregen begrijpelijkerwijs steeds minder zin om lichamelijk kapot te gaan voor andere "witte" illegalen die niet meededen aan de actie. Ook begon men ten onrechte te geloven dat een kleine eis van 12 verblijfsvergunningen meer kans zou maken dan een grote eis van 1.500 vergunningen. Voor de steungroepen was het inkrimpen van de eisen geen probleem, omdat die ervan uitgingen dat iedere tegemoetkoming aan de hongerstakers uiteindelijk wel ten goede zou komen aan alle "witte" illegalen. Dat zou juridisch wel af te dwingen zijn, en indien nodig zouden gewoon alle "witte" illegalen gaan hongerstaken voor ook een nieuwe kans. De hongerstakers werden zo door de steungroepen gezien als een mogelijke wig, als een voet tussen de deur bij Justitie en de IND.
Op maandag 12 mei kregen de hongerstakers via de Leidse wethouder Rabbae het bericht dat Nawijn op verzoek bereid was hun dossiers nog eens te bekijken. Diezelfde dag kwam de Amsterdamse oud-burgemeester Patijn in opdracht van Cohen op bezoek bij de hongerstakers. Hij kwam uitsluitend vragen of de hongerstakers hun actie wilden stoppen. Die eisten op hun beurt dat Cohen hun dossiers naar Nawijn zou sturen en daarbij voor hen een goed woordje zou doen. Verder eisten ze, gesteund door Rabbae, geld en onderdak voor de tijd die Nawijn nodig zou hebben, en wilden ze van Cohen de garantie dat ze gedurende die tijd niet uitgezet zouden worden. Daar voelde Patijn helemaal niets voor. Maar de hongerstakers maakten duidelijk alleen te willen stoppen als hij direct Cohen zou bellen om spijkers met koppen te slaan. Met een zuur gezicht gaf de oud-burgemeester toe en pleegde hij zijn telefoontje. De eisen werden ingewilligd. Bij zijn vertrek zei Patijn voor de grap nog tegen de uitgemergelde en wanhopige hongerstakers dat hij hen hopelijk nog wel eens zou zien in Amsterdam, en anders in Marokko, ha ha ha.
Na het vertrek van de humoristische oud-burgemeester stelde Geen mens is illegaal razendsnel een persbericht op. Voorkomen moest worden dat de gemeente eerst met een eigen afgezwakte versie van de afspraken naar buiten zou komen. Later probeerde Cohen inderdaad via de lokale tv nog onder de harde afspraken uit te komen. Maar toen had het persbericht van het comité de media al overtuigd. Bovendien was een medewerker van Cohen, die wekenlang de ogen en oren van de burgemeester bij de hongerstaking was geweest, zelf toevallig aanwezig bij de bespreking van het conceptpersbericht met de hongerstakers. Hij had tegen de tekst geen bezwaar gemaakt, behalve tegen de formulering "ex-burgemeester Patijn", dat moest volgens hem "oud-burgemeester" zijn. Nu is het wachten op bericht van Nawijns opvolgster Rita Verdonk.
Hongerstaker Hussein
Hussein is al 14 jaar in Nederland. Al die jaren heeft hij in het Westland gewerkt, vooral met paprika's en tomaten. Zijn vrouw is in 1996 hierheen gekomen. Hun 3 kinderen zijn hier geboren. Ze hebben een baby van 7 maanden en 2 schoolgaande kinderen. Die waren tijdens de hongerstaking alleen thuis in Den Haag en ze hadden geen geld voor huur en eten. Hussein loopt sinds 1997 bij een psychiater, die hem ook medicatie geeft. In 1997 werd hij opgepakt op zijn werk. Hij had toen al een aanvraag voor een verblijfsvergunning lopen. Daarom zei zijn advocaat hem dat hij waarschijnlijk wel snel vrij zou komen en een verblijfsvergunning zou krijgen. In plaats daarvan werd hij uitgezet. Binnen een maand wist hij terug te komen in Nederland bij zijn vrouw en kinderen die niet waren uitgezet. Hij is nu afgewezen voor de Tijdelijke Regeling Witte Illegalen vanwege die uitzetting. De IND zorgde ervoor dat zijn dossier niet bij de Burgemeesterscommissie kwam die de regeling uitvoerde. In februari 2003 werd hij door zijn baas ontslagen, zonder ontslagvergunning. Hij heeft altijd belasting en premies betaald. Daarom snapt hij niet waarom hij, nu hij onrechtmatig is ontslagen, geen cent krijgt. Door de hongerstaking had hij hoofdpijn, een lage bloeddruk en zag hij dubbel. Zijn vrouw en kinderen heeft hij gedurende de hongerstaking maar 1 keer gezien. Hij wist niet hoe hij het zijn kinderen moest uitleggen dat hij in hongerstaking was. Het liefst zou hij gewoon weer aan het werk gaan, maar dat mag niet. Hij mag hier niet werken, al is hij bij de tuinders geliefd vanwege zijn ervaring.
Hongerstaker Bensellam
Ali Bensellam is 50 jaar. Hij werkt sinds 1990 in Nederland. In 1991 ging Bensellam aan de slag in een hotel. Tot 1999 heeft hij daar wit gewerkt. Hij heeft dus al die tijd belasting en premies betaald. Ook is hij lid van de vakbond FNV. Hij werkte iedere maand meer dan 200 uur en zijn baas betaalde hem altijd te weinig. Die dreigde hem ook te ontslaan als hij een keer vrij zou nemen. Al die lange jaren heeft hij daarom nooit vakantie gehad. In 1999 smeekte Bensellam zijn baas om een tijdje vrij om naar Marokko te kunnen gaan. Zijn vader was namelijk overleden. Hij werd direct ontslagen. Later dat jaar heeft Bensellam een beroep gedaan op de Tijdelijke Regeling Witte Illegalen. Maar hij werd afgewezen wegens het gebruik van valse papieren. Maar Bensellam heeft nooit valse papieren gemaakt. Hij had alleen zijn sofi-nummer en twee pasfoto's aan zijn baas gegeven, en die heeft toen zelf de valse papieren gemaakt. Hij vroeg ook Bensellams bankrekeningnummer, en zei: "Ik regel alles voor jou". Bensellam snapt niet dat de IND bij de beoordeling van zijn zaak niet heeft gekeken naar zijn langdurige verblijf, zijn wit werken en zijn betaalde premies en belasting.
Antim is 55 jaar oud. Hij is in 1974 voor het eerst naar Nederland gekomen. Hij werkte eerst zwart in een oliefabriek en later in een kippenfabriek. Daarna werkte hij 8 jaar wit in een Amsterdams restaurant, en toen betaalde hij dus belasting en premies. Hij ging elke dag 2 uur naar Nederlandse les. Zijn baas deed in 1980 voor hem een aanvraag voor een verblijfsvergunning, maar die werd in 1983 afgewezen. In 1984 werd hij uitgezet en daarbij verloor hij al zijn bezittingen. Het jaar daarvoor was hij op vakantie in Marokko psychisch in de problemen geraakt. Na zijn uitzetting belandde hij in Tanger zelfs een tijd in een psychiatrische inrichting. In 1992 kwam hij terug naar Nederland en het jaar daarop ging hij wit aan de slag bij een schoonmaakbedrijf. Vanwege zijn psychische problemen kwam hij al snel in de Ziektewet. Bij de invoering van de Koppelingswet in 1998 raakte hij zijn uitkering kwijt. Hij moest geld gaan lenen en gaan zwerven.