De Fabel van de illegaal 70, mei/juni 2005
Auteur: Jan Tas
Racisme ten grondslag aan “zwarte scholen”-debat
In de politiek, de media en het onderwijs wordt voortdurend gepraat over “de problemen rond zwarte scholen”. In werkelijkheid is racisme het probleem, en niet de “zwarte school” of de “allochtone leerling”.
Al lange tijd wordt geroepen dat “zwarte scholen” slecht zouden zijn voor “de integratie”. Ook zou het onderwijs er slechter zijn en zou er vaker een “a-sociale sfeer hangen”. En tegenwoordig worden de scholen zelfs in verband gebracht met moslimfundamentalisme. Vanuit de politiek en het onderwijs worden voortdurend allerlei ‘oplossingen’ aangedragen. In Leiden werd bijvoorbeeld begin 1992 een plan gelanceerd om “allochtone” kinderen eerst apart les te geven, en daarna gedwongen te spreiden.(1) Na veel protesten van “allochtonen” werd het plan uiteindelijk ingetrokken. Tien jaar geleden werd door de Amsterdamse wethouder van onderwijs 1,2 miljoen gulden uitgetrokken voor het prestigieuze vernieuwingsproject “Full Colour” in de Amsterdamse wijk Zeeburg. Men wilde de scholen in de buurt beter en leuker maken om zo “witte” ouders over te halen hun kinderen in Zeeburg op school te doen. Aan “zwarte” ouders werd niets gevraagd. Hun mening deed er kennelijk niet toe. Evenmin werd het racisme aan de kaak gesteld van de “witte” ouders die hun kinderen liever niet naar scholen stuurden met veel “allochtone” leerlingen.
Schijntegenstelling
De verrechtsing en het diepgewortelde racisme zorgen ervoor dat in de discussies over het onderwijs vermeende zwart-wit tegenstellingen centraal gesteld worden in plaats van sociaal-economische omstandigheden. Daardoor worden allerlei kwesties rond het onderwijs ongenuanceerd op een grote hoop gegooid, zoals de beeldvorming over reële of vermeende kwaliteitsverschillen tussen scholen, de vrijheid van onderwijs, het integratiebeleid en het wegtrekken van “witte” ouders. Grote structurele problemen worden zo onder het tapijt geveegd. De bezuinigingen, de lerarentekorten, de slechte voorzieningen, het verwaarlozen van meertaligheid en de neo-liberalisering van het onderwijs worden veel minder geproblematiseerd.
Door het voortdurend te hebben over “witte en zwarte scholen” wordt racistisch denken gestimuleerd. Vooral de “witte” ouders worden daardoor beïnvloed. Maar ook leraren op “zwarte scholen” zijn daar vanzelfsprekend niet immuun voor. En dat kan grote gevolgen hebben. Want uit onderzoek blijkt dat het niet zozeer “de kleur” van de school is die de prestaties van de leerlingen bepaalt, maar de verwachtingen die de leerkrachten van hen hebben.
Cito-toets
Voor racistische politici zijn “zwarte scholen” inmiddels een geliefd mikpunt geworden om de hetze tegen “de allochtonen” verder op de spits te drijven. De groeiende assimilatiedwang van het “integratiebeleid” drukt ook een zware stempel op de “zwarte scholen”. Er is nauwelijks nog ruimte voor andere ideeën en ontwikkelingen. Dat werkt negatief uit op de leerprestaties van “allochtone” leerlingen.
De kapitalistische economie stelt steeds specifiekere en hogere eisen aan de te benutten werknemers. Om zo efficiënt mogelijk te kunnen worden klaargestoomd, worden kinderen op steeds jongere leeftijd geselecteerd en verdeeld over de diverse onderwijsrichtingen. Een belangrijke rol in dat selectieproces speelt de Cito-toets. Vanwege zijn eurocentrische karakter pakt die echter sterk in het nadeel van “allochtone” leerlingen uit. De resultaten van die toets worden tegenwoordig overigens ook gebruikt om te oordelen over de kwaliteit van scholen. Dat maakt de toets erg fraudegevoelig, want er zijn voor de scholen nu grote financiële consequenties aan verbonden. Diverse wetenschappers en onderzoekers achten de Cito-toets daardoor onbetrouwbaar en onverantwoord. In een verslag van de onderwijsinspectie over 2002 staat dat de manier waarop scholen met de resultaten omgaan sterk “discriminerend” werkt voor “zwarte” scholen en kinderen.
Uniek en creatief
Een van de weinige organisaties die zich actief keert tegen racisme in het onderwijsbeleid is het enkele jaren geleden opgerichte Initiatief Onderwijs Oost-Amsterdam.(2) De medewerkers daarvan zijn meest zelf actief in het onderwijs. Het is een kleine groep die steeds contact zoekt met zelforganisaties van migranten en andere organisaties die het onderwijsbeleid kritisch volgen. De afgelopen anderhalf jaar heeft men zich vooral ingezet tegen de Cito-toets, onder meer samen met de actie “Een streep door de eindtoets”.(3) Het initiatief kiest bewust voor het werken op lokaal niveau in de Amsterdamse wijk Zeeburg, ook omdat men landelijk nog maar weinig invloed kan uitoefenen. Zeeburg is een “zwarte wijk”, waar men veel te maken heeft met racisme.
Ook “zwarte scholen” zelf, zoals die in Amsterdam-Oost, protesteren regelmatig tegen de negatieve beeldvorming die voortdurend in stand gehouden wordt. “Zwarte scholen zijn vaak unieke en creatieve voorbeelden van interculturele opvoeding. Zij blijken een ontmoetingsplaats te zijn van tientallen verschillende culturen, waarbij de bevolkingsgroep ontbreekt die multicultureel leren samenleven misschien wel het meest nodig heeft”, aldus het initiatief.
Noten