De Fabel van de illegaal 80/81, winter 2007
Auteur: Harry Westerink
Doodnormaal katholiek antisemitisme
Het rooms-katholicisme heeft ook in Nederland een lange traditie van jodenhaat.(1) Dat blijkt uit het recente boek "Een donkere spiegel" van de wetenschappers Marcel Poorthuis en Theo Salemink. Pas ver na de Tweede Wereldoorlog ging men nadrukkelijker afstand nemen van religieus, raciaal en sociaal-economisch antisemitisme.
De kruisiging van Jezus, met verlichte christenen links en verblinde joden rechts |
De meeste "kerkvaders" van de eerste eeuwen na de jaartelling waren door en door antisemitisch en zo is jodenhaat gemeengoed geworden in het christendom. Religieus antisemitisme was zo doodnormaal dat het lange tijd niet eens werd herkend. Volgens de katholieke geloofsleer zou Jezus "de messias" zijn geweest waar ook de joden eeuwenlang op gewacht hadden. Met zijn komst zou het jodendom overbodig zijn geworden, en zou de kerk de synagoge hebben vervangen. De katholieken zouden daarmee het nieuwe uitverkoren volk zijn. Het christendom zou als de enige ware godsdienst zijn overgebleven en het jodendom zou er simpelweg niet meer behoren te zijn. Voor hun weigering om Jezus als "de messias" te erkennen, hun "verblinding", zouden ze door God zijn gestraft en tot "het einde der tijden" verdoemd. De joden zouden bovendien collectief schuldig zijn aan "de godsmoord", de kruisiging van Jezus. Deze "bloedschuld" zou pas ophouden als ze zich zouden bekeren tot het katholicisme en Jezus alsnog zouden aanvaarden.
Paplepel
Anders dan in Zuid-Europa vormden katholieken in Nederland van de zestiende tot de negentiende eeuw een achtergestelde minderheid. Dat bepaalde lang hun opstelling tegenover joden. Om zelf tot volwaardige burgers te kunnen worden, pleitte men voor religieuze tolerantie. Joden zouden zodoende ook als deel van "ons volk" gezien moeten worden. Maar toen de katholieken in de tweede helft van de negentiende eeuw waren geëmancipeerd, voldoende macht en aanzien hadden verworven en deel van "ons volk" waren geworden, hadden ze plots geen behoefte meer om zich met de joodse minderheid te identificeren. Ze gingen zich juist meer en meer afzetten tegen joden, samen met de meerderheid, die joden meer als gasten en vreemdelingen beschouwde dan als Nederlanders.
In het Provinciaal Concilie van 1865 legden de katholieke machthebbers in Nederland vast hoe men zich moest gedragen tegenover "de godsmoordenaars". Het werd katholieken ten strengste verboden om nog met joden om te gaan. Ze mochten ook niet in een vast dienstverband bij joodse bazen werken. Al ouder was het gebed "pro perfidis Judaeis", dat luidde: "Laten wij ook bidden voor de trouweloze joden: opdat onze God en Heer de blinddoek van hun harten wegneemt opdat ook zij Jezus Christus onze Heer erkennen." Het gebed werd pas in 1959 door paus Johannes XXIII uit de liturgie verwijderd. Ook kinderen werden ingeschakeld bij deze bekeringsdrift. "Als ik aardig ben voor de joden en lief voor joodse kinderen, dan zou het wel kunnen gebeuren dat ze van de roomsen gingen houden. Dan zouden ze misschien ook van de roomse kerk gaan houden, en misschien wel katholiek willen worden", zo leerden ze voorbeeldgebeden opzeggen uit het "Bidblaadje voor kinderen". "Dan zal ik bidden wat Jezus zelf voor de joden gebeden heeft, toen hij aan het kruis hing: "Lieve Vader, wees weer goed op de joden; ze weten niet wat ze doen"."(2) Antisemitisme met de paplepel ingegoten.
Woestijnvolk
Het religieuze antisemitisme vormde in de negentiende eeuw een vruchtbare voedingsbodem voor het raciale of biologische antisemitisme met zijn pseudo-wetenschappelijke "bloed en bodem"-theorieën. De beruchte katholieke activist Jac. van Ginneken schreef over "de joodse volksaard": "De joden zijn een fel woestijnvolk, tussen tammer woud- en akkerbouwvolkeren verdwaald, een oosters heet geslacht, een meer subjectief trekkend Semietenvolk onder meer objectief gezeten Indo-Germanen verstrooid." En ver in de twintigste eeuw had pater Constantinus van Reijgersberg het over de Joodse "rasziel", die "emotioneel", "individualistisch", "wilskrachtig" en "gedreven" zou zijn. Volgens hem was de ernstigste vorm van antisemitisme afkomstig van geseculariseerde Joden die vijandig stonden tegenover hun eigen religie. Die zouden zich schuldig maken aan "Joodse rassenwaan", zo zei hij, vergelijkbaar met de rassenwaan van de nazi's. Joden zouden het antisemitisme dus aan zichzelf hebben te wijten en er zelfs de aanstichters van zijn.
De katholieke hoofdstroom wees het raciale antisemitisme als "onchristelijk" af, omdat voor God alle mensen gelijkwaardig zouden zijn. Racisme zou zodoende "zondig" en in strijd met de bijbel zijn. Religieus antisemitisme kon blijkbaar wel door de beugel. Want rond 1900 stelden nogal wat katholieken het jodendom verantwoordelijk voor de moderne tijd vol "zedenverwildering", "hebzucht" en "genotzucht". Sinds "de godsmoord" zou er namelijk "een jodengeest" rondwaren, die zich niet alleen zou hebben uitgezaaid in de geschiedenis en de moderne wereld, maar ook in de harten van christenen. Die "geest" zou niet meer zijn verbonden met joden van vlees en bloed, maar zijn veranderd in een soort algemene kracht, de moderne "tijdgeest". Die "joodse geest van godslastering, van profetenhaat, van zinnelijkheid, en van verleiding" zou men ook aantreffen bij moderne "katholieke vrouwen die door heidense kleding onze straten en pleinen onveilig maken". Maar vooral liberalen, socialisten, atheïsten en andere "nieuwlichters" zouden zijn beïnvloed zijn door "de jodengeest". Joden zouden ook aan de oorsprong hebben gestaan van "onchristelijke" maatschappelijke omwentelingen als de Franse Revolutie. Ze zouden "een vals messianisme" aanhangen dat hen door de duivel zou zijn voorgespiegeld. Die zou hen misleid hebben met de belofte van een paradijs op aarde. De joden zouden niet in de spirituele waarden van het superieure christendom willen geloven, maar via samenzweringen streven naar de joodse wereldheerschappij.
Zwart Front-leider Arnold Meijer |
Crisissen in het kapitalisme, zoals net na de Eerste Wereldoorlog en in de jaren 30, leidden tot een opleving van sociaal-economisch antisemitisme, ook in kringen van katholieke arbeiders. Men bracht Joden in verband met de wanorde van het kapitalisme, dat de morele orde van God zou schenden. Het kapitalisme zou "de tweede natuur" van Joden zijn. Zij zouden het kapitalisme hebben uitgevonden en de geheime strategen van de kapitalistische revolutie zijn. Joodse kapitalisten zouden verantwoordelijk zijn voor woeker en voor moreel en religieus verval. De strijd tussen kapitaal en arbeid zou uiteindelijk een strijd zijn tussen jodendom en christendom. Terwijl men het raciale antisemitisme "ongeoorloofd" vond, meende men dat dit soort sociaal-economisch antisemitisme wel "geoorloofd" was. Want het zou een feit zijn dat Joden te veel invloed en macht in de samenleving hebben.
Heidendom
In het Provinciaal Concilie van 1924 werd het verbod op de omgang met joden uit het Concilie van 1865 bevestigd. In de jaren daarop gebruikten fascisten als de NSB-er Robert van Genechten en Zwart Front-leider Arnold Meijer deze anti-Joodse stellingname ter verdediging van hun eigen antisemitisme en dat van de Duitse nazi's. "Geen huwelijk met Joden, geen christenen bij Joden in dienst en ook geen huisgenoten van Joden. Het zijn deze stelregels die - in een verzachte vorm - aan de wetten van Neurenberg ten grondslag liggen", verklaarde Van Genechten in 1940 in zijn brochure "Het Joodse vraagstuk in Nederland". Pausen en bisschoppen verkondigden al eeuwenlang dezelfde mening over Joden als de nazi's nu, aldus de NSB-er. "Onze houding ten opzichte van de Joden is in geen enkel opzicht in strijd met een of andere leerstelling der kerk", vond ook Meijer. "De kerk zelf heeft steeds geoordeeld dat de Joden een gevaar zijn voor het christendom, dat er een scheiding tussen christenen en Joden moet plaats hebben, dat de Joden uit leidende posities in de staat geweerd moeten worden." Ook de katholieke fascist Gerard Knuvelder viel de vermeende Joodse almacht aan. "Het is zonder meer een kwestie van zelfbehoud deze onduldbare tyrannie te breken. En Hitler doet een goed werk, bijvoorbeeld als hij de Berlijnse pers - tot voor kort voor 90 procent in handen van Joden - aan hun klauwen ontrukt om ze terug te geven aan het eigen volk."
De katholieke hoofdstroom bestreed het fascisme in de jaren 30 niet in de eerste plaats vanwege zijn rabiate antisemitisme, maar omdat het een vorm van "nieuw-heidendom" zou betreffen. Men beschouwde naast fascisme ook liberalisme, socialisme, communisme en zionisme als "heidense" pseudo-religies die op voet van oorlog leefden met het christendom en de christelijke wortels van "de Europese beschaving". Men wilde de goddeloos en zedenloos geworden wereld weer christelijk maken. Veel katholieke anti-fascisten waren zelf door en door antisemitisch, zoals de priester Henri de Greeve, een fel bestrijder van de NSB. Voor hem stonden de joden uit de tijd van Jezus symbool voor alle slechte menselijke eigenschappen. Jezus "staat altijd tegenover de eigenwaan, de betweterij, de hoogmoed en goddeloze verwaandheid van een grote officiële kliek, die zorgvuldig met verbetenheid hart en hoofd gesloten houdt voor de waarheid." Joden zouden "ruziezoekers" zijn, een "heibeltje naar de betroogtrant waarmee de achterbuurt van leer trekt tegen een belastingambtenaar, een politieman of een nette mijnheer". Sommige katholieke voormannen wezen sociaal-economisch antisemitisme juist af omdat ze het zagen als een soort anti-kapitalisme dat dreigde te leiden tot het "heidense" socialisme.
Ook katholieke arbeiders waren negatief over Joden. SDAP-lid Algra meende dat het materialisme binnen zijn partij was toegenomen door "Joodse invloeden". Binnen de SDAP zou eerder een Joodse dan een Nederlandse mentaliteit aanwezig zijn, klaagde hij. Vakbondsactivist Hermans veroordeelde weliswaar de Jodenvervolgingen door de nazi's, maar vond dat de Joden er wel aanleiding toe hadden gegeven. "De Joden waren niet geliefd in Duitsland. Zeer velen hadden een verderfelijke rol gespeeld op velerlei gebied; in de politiek, in de journalistiek, in de afschuwelijke zedeloosheid van literatuur, film en toneel. En zij hadden door bezetting van vele hoge posten een macht veroverd, geenszins evenredig aan hun getalssterkte. Het volk was dus licht geneigd om aan een beweging tegen de Joden mee te doen."
Anti-zionisme
Cover van "Een donkere spiegel" |
In tegenstelling tot het Vaticaan sprak aartsbisschop Jan de Jong zich tijdens de Tweede Wereldoorlog wel publiekelijk uit tegen de deportaties van Joden. Maar vanaf 1945 tot eind jaren 50 repte men in geen enkele katholieke preek over de gruwelijke Jodenvervolgingen. Na de Tweede Wereldoorlog was er zelfs een opleving van Jodenhaat, mede onder invloed van de jarenlange nazi-propaganda en het religieuze antisemitisme. Volgens de gangbare beeldvorming had het Nederlandse volk heldhaftig gestreden en was de katholieke kerk ook slachtoffer geweest. Over het eigen antisemitisme zweeg men lange tijd. En de shoah verdween nagenoeg uit het bewustzijn van de katholieken.
Bij de stichting van de staat Israël in 1948 stelde het Vaticaan zich anti-zionistisch op. Men vreesde dat het "heidense" zionisme, dat door communisten zou zijn geïnfiltreerd, "zedenverwildering" zou veroorzaken "in het land van Christus". Er zouden bijvoorbeeld "slechte Joodse vrouwen" naar Palestina komen, zo stelde men amper een paar jaar na de moord op 6 miljoen Joden. Ook het progressieve Pax Christi kenmerkte zich in de jaren 60 en 70 door een anti-zionistische opstelling. Men zag zionisme vooral als een vorm van racisme en kolonialisme, een visie die in het anti-imperialistische linkse kamp tot op de dag van vandaag wordt ingenomen. In progressief-katholieke kringen viel nogal eens te horen dat het zionisme en de staat Israël "anachronistische producten" waren van het negentiende-eeuwse Europese nationalisme. Daarin had men gelijk, maar het zionisme vormt tegelijk een reactie op dat nationalisme, dat van Joden vaak tweederangsburgers maakte. Op alle andere nationalismen en staten, die logischerwijs eveneens "anachronistische producten" zijn, leverde men overigens geen enkele kritiek.
Vanaf eind jaren 50 kwam er binnen de kerk een vernieuwingsbeweging op gang en nam men meer stelling tegen religieus antisemitisme. Men probeerde het jodendom en het christendom met elkaar te verzoenen. De afgelopen jaren zijn rechts-populisten als Pim Fortuyn (3) en Geert Wilders (4) zich om nationalistische redenen gaan beroepen op een vermeende "joods-christelijke traditie". Maar de enige eeuwenoude traditie die werkelijk bestaat is die van het christelijk antisemitisme. "De joods-christelijke traditie" is slechts een mythe, een sociale constructie die als wapen wordt ingezet tegen moslims.
Noten
Terug